Hoofdletters en leestekens (opdr 9 tm 13) (SLR)

Taalverzorging 1 
2.1 Grammatica blz 29 t/m 33
2.2. Spelling blz  33 t/m 47
2.3. Formuleren blz 48 t/m 49
2.4. Taalbewustzijn blz 49 t/m 51 

daarna proefwerk 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Taalverzorging 1 
2.1 Grammatica blz 29 t/m 33
2.2. Spelling blz  33 t/m 47
2.3. Formuleren blz 48 t/m 49
2.4. Taalbewustzijn blz 49 t/m 51 

daarna proefwerk 

Slide 1 - Slide

2.2. Spelling blz  33 t/m 47 

Slide 2 - Slide

34opdracht 10 blz 
Maak opdracht 10 in je boek.
Schrijf alle letters los en 
duidelijk. 

Slide 3 - Slide

Wanneer moet je
een hoofdletter gebruiken?

Slide 4 - Mind map

Hoofletters en leestekens

Slide 5 - Slide

Regel 1: begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter. Kijk maar: 

De klas leert vandaag de regels voor hoofdletters. 
Het is niet zo moeilijk.

Slide 6 - Slide

Regel 2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 7 - Slide

let op! 

Merken, organisaties, straatnamen en plaatsnamen zijn ook namen! Bijvoorbeeld: 

Apple, Greenpeace, Kerkstraat, Eindhoven
Coca Cola, Unicef, Dorpstraat, Amsterdam 

Slide 8 - Slide

Regel 3: titels
Je schrijft een hoofdletter bij titels van 
  • boeken
  • films
  • series

Slide 9 - Slide

Hoe schrijf je:
mevrouw hamers
A
Mevrouw hamers
B
Mevrouw Hamers

Slide 10 - Quiz

Hoe schrijf je:
engelse drop
A
Engelse drop
B
engelse drop
C
D

Slide 11 - Quiz

Hoe schrijf je:
januari
A
Januari
B
januari

Slide 12 - Quiz

Hoe schrijf je:
's hertogenbosch
A
's hertogenbosch.
B
's Hertogenbosch.
C
'S Hertogenbosch

Slide 13 - Quiz

Hoe schrijf je:
op dinsdag gaan we naar de maas

A
Op dinsdag gaan we naar De Maas.
B
Op Dinsdag gaan we naar De Maas.
C
Op dinsdag gaan we naar de Maas.
D
Op dinsdag gaan we naar De maas.

Slide 14 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
meneer Jansen
B
Meneer Jansen
C
meneer jansen

Slide 15 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot

Slide 16 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Cupcakecup
B
cupcakecup

Slide 17 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
boer zoekt vrouw
B
Boer zoekt vrouw

Slide 18 - Quiz

Theorie leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 19 - Slide

Hoofletters en leestekens

Slide 20 - Slide

PUNT
Je schrijft een punt:
- aan het einde van de zin
- bij veel afkortingen
- na een voorletter

Slide 21 - Slide

Vraagteken
Je schrijft een vraagteken:
- na een vragende zin. 

Slide 22 - Slide

UITROEPTEKEN
Je schrijft een uitroepteken:
- na een uitroep. 
- na een waarschuwing.
- na een bevel. 

Slide 23 - Slide

Welk leesteken moet aan het eind van deze zin?

Kom hier
A
! (uitroepteken)
B
? (vraagteken)
C
. (punt)

Slide 24 - Quiz

Welk leesteken moet aan het eind van deze zin?

Weet jij hoe laat het is
A
! (uitroepteken)
B
? (vraagteken)
C
. (punt)

Slide 25 - Quiz

Welk leesteken moet aan het eind van deze zin?

Ik ga morgen kleren kopen in de stad
A
! (uitroepteken)
B
? (vraagteken)
C
. (punt)

Slide 26 - Quiz

SO ALERT!!
Noteer het SO  in je agenda. 
Het komt ook in Magister te staan. 

SO SPELLING
Leer het leerblad

Huiswerk voor de volgende les op volgende slide!

Slide 27 - Slide

Huiswerk

maak opdracht 9 tm 13 
blz 33 tm 36

Slide 28 - Slide