3HA - Sprechen K3

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Kapitel 3 - Sprechen

Sprachmittel Unterwegs

Lesdoel

Ik kan in het Duits de weg vragen en wijzen 

en

de sch, sp en st 

uitspreken

Agenda

- Wiederholung Modalverben  - HW Seite 142 und 143 

- Sprechen

Seite 112, 113, 114 und 116

Aufgabe 26, 28 und 29 samen

Aufgabe 30, 31 und 116 met zijn tweeën (hulp blz 149 en 150)

Klaar? Quizlet K3 Sprachmittel

Herhaling Modalverben in de tegenwoordige tijd

Grammatikübersicht Seite 149, 150

können - kunnen

müssen - moeten

dürfen - mogen

wollen - willen

wissen - weten

Wanneer moet ik?

Mag ik u iets vragen?

De metro rijdt elke 15 minuten.

Welke stelling is op jou van toepassing?

1. Ik vind dit nog moeilijk (en heb nog uitleg nodig)
2. Ik begin het te snappen (kwestie van oefenen)
3. Ik snap en kan dit (bijna alles goed)
4. Ik kan het een ander uitleggen

HANDIGE TIP!

Stap 1: Leer de stam van de verleden tijd, dus konn-, muss-, durf-, woll- & wuss-.

Stap 2: Leer de uitgangen van de verleden tijd, dus: -te, -test, -te, -ten, -tet, -ten.

HANDIGE TIP!

Stap 1: Leer de stam van de verleden tijd, dus konn-, muss-, durf-, woll- & wuss-.

Stap 2: Leer de uitgangen van de verleden tijd, dus: -te, -test, -te, -ten, -tet, -ten.          

Signaalwoorden Präteritum

früher - vroeger

letzte - laatste

gestern - gisteren

damals - toen

Opdracht 1

Kies de juiste vorm!

Warum ...... (können) du letzte Woche nicht kommen?

1. konnte
2. konntest
3. konntet
4. konnten

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?

1. durfte
2. durftest
3. durftet
4. durften

Früher ....... (dürfen) ich nur bis 12 Uhr ausgehen.

1. durfte
2. durftest
3. durftet
4. durften

Ich hatte schlechte Launa. Ich ........... (können) nicht lernen.

1. konnte
2. konntest
3. konntet
4. konnten

Opdracht 2

Zet het Modalverb in de verleden tijd. 

Früher ........ (dürfen) mein Opa drinnen rauchen.

Ich ...... (können) letzte Woche leider nicht mitgehen.

Warum ...... (wollen) er nicht met dem Auto nach Spanien fahren?

Sie hatte 38 Grad Fieber. Sie (enkelvoud) ...... (dürfen) nicht nach draußen gehen.

Welke stelling is op jou van toepassing?

1. Ik vind dit nog moeilijk (en heb nog uitleg nodig)
2. Ik begin het te snappen (kwestie van oefenen)
3. Ik snap en kan dit (bijna alles goed)
4. Ik kan het een ander uitleggen