Nederlands les 2

• Nederlands
• HBO
• Studiejaar 1

Welkom bij Nederlands

lesonderdelen 

1. Wat is een hoofdzin / bijzin? 

2. Wanneer gebruik je die, dat en wat?

3. Hoe gebruik je echter? 

Hoofdzin / Bijzin 

Wat is de hoofdzin en wat is de bijzin in 

de onderstaande zinnen?

Iedere tekortkoming in de nakoming van een overeengekomen verbintenis verplicht de schuldenaar de schade te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.

Wat zijn de kenmerken
van een hoofdzin?

1 belangrijkste mededeling (daar waar het om gaat) 

2 pv en ow staan naast elkaar

Als u meer wilt weten over beleid en uitvoering, kunt u een verzoek doen tot openbaarmaking van bepaalde overheidsinformatie. Dit heet een Wob-verzoek.

Wat zijn de kenmerken
van een bijzin?

1 geeft een toelichting op de hoofdzin

2 pv en ow staan meestal uit elkaar.

3 de bijzin kan niet opzichzelf een zin vormen 

4 Meestal te vervangen door 1 woord. (daarom) 

5 heeft een eigen pv en onderwerp .

Omdat de gekapte bomen recht voor zijn huis stonden, had meneer Kharman een rechtstreeks belang bij het al dan niet kappen van de bomen.

Bij zijn sollicitatiegesprek gaf mijn cliënt destijds al te kennen dat hij dyslectisch is.

Ik raad u aan contracten aan beide werknemers na afloop van hun jaarcontract niet te verlengen, omdat we nu niet meer onder een vast contract uit kunnen komen.

Wanneer gebruiken we
die of dat ?

De bezitter van een opstal .............. niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, is aansprakelijk.

1. die
2. dat

Waar zit de fout in deze zin?

Bij de behandeling van een casus moeten de feiten wat voor het oplossen van de casus van belang zijn worden geselecteerd.

Goede antwoord:

de feiten die

Ik zal je het arrest geven, ........... over die zaak gaat.

1. die
2. dat
3. wat

Wanneer schrijf je
wat ipv dat ?

Wij zijn benieuwd naar het oordeel van het Hof, wat binnenkort wordt gepubliceerd.

Deze zin is?

1. Goed
2. Fout

De student wil na zijn P naar de uni, ........ ik een uitstekend idee vind.

1. die
2. dat
3. wat

Wat is goed, het slaat op de hele vorige zin. 

Ik wil bezwaar aantekenen tegen het besluit, ....... binnen zes weken moet gebeuren.

1. die
2. dat
3. wat

Het ingezetenschap wordt aangetoond middels een uittreksel van de gemeentelijke basisadministratie, ........... bij het aangaan van het lidmaatschap niet ouder is dan vier weken.

1. die
2. dat
3. wat

De rechter had een feit, ..... door de getuige was genoemd, niet in overweging genomen.

1. die
2. dat
3. wat

De burgemeester verleent een exploitatievergunning voor een coffeeshop, ....... is gebaseerd op een plaatselijke verordening.

1. die
2. dat
3. wat

Echter / maar 

Begin je een zin met "echter" , dan altijd:

- een komma na echter. (Echter, .........)

-de volgorde (onderwerp + persoonsvorm) 

De student is best slim, echter maakt hij soms domme opmerkingen.
Deze zin is fout. Verbeter de zin?

De student is best slim, maar hij maakt soms domme opmerkingen.

Of: De student is best slim. Echter, hij maakt soms domme opmerkingen.

Of: De student is best slim. Hij maakt echter soms domme opmerkingen.

De advocaat wil je graag zo snel mogelijk spreken. Zij kan echter niet op maandag.

1. goed
2. fout

De wet zou aangenomen moeten worden.

A. Echter er komen nog enkele wijzigingen.
B. Echter, er komen nog enkele wijzigingen.

1. is goed
2. is goed

De cliënt heeft zijn verhaal verteld aan zijn klantmanager echter hij is niet ingegaan op zijn schuldenproblematiek.

Deze zin is fout. Verbeter de zin.

Echter een nadeel dat ondervonden kan worden is dat men te veel bezwaarschriften zal ontvangen.

Deze zin is?

1. goed
2. fout

juiste antwoord: 

Echter, een nadeel dat ondervonden kan worden, is dat men te veel bezwaarschriften zal ontvangen.

Stel een vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Reflectie
Wat heb ik geleerd in deze les?

Reflectie
Wat ga ik nog oefenen voor de toets?

Bedankt!!

Bereid de volgende les goed voor!

Tot volgende week

Hoofdzin 

Bijzin 

Ieder tekortkoming in de nakoming van een verbintenis is verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden,

tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.