Extra les week 1 h2b, v2a, v2b

Welkom! 
Was machen wir heute? 

Wil je alvast inloggen? 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom! 
Was machen wir heute? 

Wil je alvast inloggen? 

Slide 1 - Slide

Planung
1. Die Namen 
2. Buch + Heft
3. Kurze Wiederholung 
4. Aufgabe
5. Ende 

Slide 2 - Slide

Even de lijst erbij 

Slide 3 - Slide

Buch und Heft 
B-Buch immer dabei 
Jullie krijgen veel aantekeningen, dus altijd je schrift mee. Dit is handig (al zeg ik het zelf) 

Slide 4 - Slide

Noteer de rijen haben + sein
ich habe, du .... 

ich bin, du .... 
Klaar? Je mag dan spieken bij je buurman of buurvrouw. 
timer
3:00

Slide 5 - Slide

We hebben lidwoorden in het Duits, welke ook alweer? 

Slide 6 - Slide

Verben haben und sein
Die Verben (werkwoorden) haben und sein sind zwei der meist vorkommenden Verben in der deutschen Sprache! 
Deshalb ist es wichtig, dass du sie gut kennst.

Beide Verben sind starke/unregelmäßige Verben. Das bedeutet, dass du die Endungen auswendig lernen musst.

Slide 7 - Slide

haben

ich habe
du hast
er/sie/es/man hat
wir haben
ihr habt
sie/Sie haben
sein

ich bin
du bist
er/sie/es/man ist
wir sind
ihr seid
sie/Sie sind

Slide 8 - Slide

Das Verb sein
Kombiniere die Personalpronomen mit der richtigen Form des Verbes
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
seid
sind
bin
sind
bist
ist

Slide 9 - Drag question

Das Verb haben
Kombiniere die Personalpronomen mit der richtigen Form des Verbes
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
haben
hat
hast
habe
haben
habt

Slide 10 - Drag question

Regelmäßige Verben
regelmatige werkwoorden

Slide 11 - Slide

Hoe vind je de stam van een werkwoord?

Slide 12 - Open question

Welk ezelsbruggetje ken je voor de regelmatige werkwoorden?

Slide 13 - Open question

Komt dit je niet bekend voor? Of wil je het even opfrissen?






Kijk dan naar deze video

Slide 14 - Slide

Regelmäßige Verben
Mit 'idewis feesttenten' kannst du alle regelmäßigen Verben korrekt anwenden. 

Es gibt aber noch zwei Sonderfälle (uitzonderingen) wo 'feesttenten' nicht ganz funktioniert.

Slide 15 - Slide

ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
Kombiniere die Personalpronomen mit der richtigen Form des Verbes schreiben (schrijven)
schreibe
schreibst
schreibt
schreibt
schreiben
schreiben

Slide 16 - Drag question


Hallo, ich _____ Jan.
A
heiße
B
heiß
C
heißen
D
heißt

Slide 17 - Quiz

1. Vertaal naar het Duits:
ik heb

Slide 18 - Open question

2. Vertaal naar het Duits:
jij bent

Slide 19 - Open question

3. Vertaal naar het Duits:
hij heeft

Slide 20 - Open question

4. Vertaal naar het Duits:
zij (ev) is

Slide 21 - Open question

5. Vertaal naar het Duits:
het heeft

Slide 22 - Open question

6. Vertaal naar het Duits:
wij zijn

Slide 23 - Open question

7. Vertaal naar het Duits:
jullie hebben

Slide 24 - Open question

8. Vertaal naar het Duits:
zij (mv) zijn

Slide 25 - Open question

10. Vertaal naar het Duits:
ik ben

Slide 26 - Open question

11. Vertaal naar het Duits:
jij hebt

Slide 27 - Open question

12. Vertaal naar het Duits:
hij is

Slide 28 - Open question

Wat is er vandaag behandeld?

Slide 29 - Mind map

Beetje okay les? Of nog een ander voorstel?

Slide 30 - Open question

Jetzt: Aufgabe 2 bis 7
Rustig beginnen, geen huiswerk! 

Slide 31 - Slide