This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
EHBO Test les 5
Slide 1 - Slide
Wanneer bel je 112 bij een onderkoeld slachtoffer?
A
Als het slachtoffer natte kleding aan heeft
B
Als het slachtoffer blauwe lippen heeft
C
Wanneer bij de nageltest de nagels niet meer rood worden
D
Wanneer het slachtoffer suf en verward is
Slide 2 - Quiz
Stelling 1: Wanneer een onderkoeld slachtoffer niet meer rilt, bel je Stelling 2: Een slachtoffer heeft niet door dat hij oververhit is geraakt.
A
1 is juist
2 is onjuist
B
1 is onjuist
2 is juist
C
1 en 2 zijn onjuist
D
1 en 2 zijn juist
Slide 3 - Quiz
Een slachtoffer is duidelijk oververhit. Het slachtoffer reageert warrig en boos. Wat doe je?
A
Je start met afkoelen en laat drinken
B
Je belt 112 en laat een AED halen
C
Je geeft die persoon iets zoets te eten
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 4 - Quiz
Lichte onderkoeling. Welke van de handelingen is goed?
A
Je laat het slachtoffer zo weinig mogelijk bewegen
B
Je laat het slachtoffer warme glühwein drinken
C
Je pakt het slachtoffer in met een reddingsdeken
D
Je laat het slachtoffer niets eten
Slide 5 - Quiz
Stelling 1: Na een ernstig ongeval vermindert onderkoeling de kans op overleving. Stelling 2: Bij oververhitting geef je een slachtoffer die nog alert is, iets te drinken.
A
1 is juist
2 is onjuist
B
1 is onjuist
2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist
Slide 6 - Quiz
Wat kan leiden tot oververhitting?
A
Intensieve lichamelijke inspanning
B
Langdurige blootstelling aan de zon
C
Te warm kleden tijdens inspanning
D
Alle genoemde antwoorden
Slide 7 - Quiz
De huid van het slachtoffer voelt warm en droog aan. Slachtoffer heeft hoofdpijn en is misselijk. Dit zijn verschijnselen van:
A
Hersenvliesontsteking
B
Hittestuwing
C
Hersenletsel
D
Shock
Slide 8 - Quiz
eerste graad brandwond
tweede graad brandwond
derde graad brandwond
rode huid
pijn
veel pijn
blaren
geen pijn
witte of verkoolde huid
Slide 9 - Drag question
Bij oververhitting kun je een reddingsdeken gebruiken. Welke van de onderstaande methode is juist?
A
Met de zilveren kant op het lichaam leggen
B
Met de gouden kant op het lichaam leggen
C
Boven het slachtoffer leggen als zonnescherm
D
Over het gezicht leggen
Slide 10 - Quiz
Brandwonden worden onderverdeeld in 3 gradaties. 1e Oppervlakkige verbranding 2e en 3e Diepe brandwonden Waaraan herken je een oppervlakkige verbranding?
A
De huid is rood gekleurd
B
De huid is wit gekleurd
C
De huid is blauw verkleurd
D
De huid is open
Slide 11 - Quiz
Brandwonden worden onderverdeeld in 3 gradaties. 1e Oppervlakkige verbranding 2e en 3e Diepe brandwonden Waaraan herken je een volledige verbranding?
A
De brandwond is nauwelijks pijnlijk
B
De brandwond heeft een blaar
C
De brandwond is rood gekleurd
D
De brandwond is erg pijnlijk
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Een brandwond moet je koelen met lauw water. Hoeveel minuten?
A
5 minuten
B
10 tot 20 minuten
C
20 tot 30 minuten
D
30 tot 40 minuten
Slide 14 - Quiz
Stelling 1: Een brandwond koelen met slootwater mag als er geen andere mogelijkheden zijn. Stelling 2: Bij bevriezing van de huid kun je een spierwitte huid zien die gevoelloos is.
A
1 is juist
2 is onjuist
B
1 is onjuist
2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist
Slide 15 - Quiz
Kun je een 3e graads bevriezing op de EHBO post vaststellen?
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quiz
Stelling: Bij bevriezing moet je de huid van het slachtoffer warm wrijven
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quiz
Met welke brandwonden ga je naar de huisarts? (Er is maar 1 juist antwoord mogelijk)
A
Je gaat altijd met een brandwond naar de huisarts
B
Oppervlakkige verbranding + grote gezwollen plek op de huid
C
Brandblaar van 1 cm + veel pijn
D
Verbranding op de vinger zonder blaren
Slide 18 - Quiz
Welk kenmerk hoort bij hittekramp?
A
Wordt verholpen door te bewegen
B
Is een reden om 112 te bellen
C
Komt voor wanneer een slachtoffer niet zweet
D
Het ontstaat door vocht- en zoutverlies
Slide 19 - Quiz
Zet in de juiste volgorde van 1e>2e>3e graads verbranding
A
gedeeltelijk > oppervlakkig>volledig
B
volledig>oppervlakkig> gedeeltelijk
C
oppervlakkig> gedeeltelijk > volledig
D
oppervlakkig>volledig> gedeeltelijk
Slide 20 - Quiz
Wat is het kenmerk van een ernstige onderkoeling?
A
klappertanden
B
Het slachtoffer heeft het koud
C
Het slachtoffer is rood
D
Het slachtoffer is bleek
Slide 21 - Quiz
Wat doe je bij ernstige onderkoeling?
A
Je belt 112
B
Je laat natte kleding aan
C
Je warmt het slachtoffer snel op met elektrische deken
D
Je laat het slachtoffer veel bewegen
Slide 22 - Quiz
Je haalt een drenkeling uit het wak en brengt deze veilig aan de kant. Wat doe je daarna?
A
Je legt het slachtoffer beschut en wikkelt het hoofd in een doek.
B
Je wikkelt het slachtoffer in een reddingsdeken
C
Je laat het slachtoffer bewegen om hem warm te maken
D
Je geeft het slachtoffer warme thee
Slide 23 - Quiz
Wat is er anders bij de reanimatie van een onderkoelt slachtoffer?
A
De overlevingskans is groter
B
De overlevingskans is kleiner
C
De borstcompressies moeten sneller worden uitgevoerd
D
De AED kan niet gebruikt worden
Slide 24 - Quiz
Wat is gevaarlijker?
A
Hitteberoerte
B
Hittestuwing
Slide 25 - Quiz
Waaraan herken je oververhitting?
A
bleek, klam, koud
B
rood, druk
C
misselijk, hoofdpijn
D
pijn, jeuk
Slide 26 - Quiz
Welke drank geef je bij oververhitting?
A
Warme thee
B
warme alcoholische drank
C
koud water
D
isotoon drankje
Slide 27 - Quiz
Waar leg je coolpacks bij een oververhit slachtoffer?
A
Op het hoofd en in de nek
B
Op handen of voeten
C
Op buik of rug
D
Onder oksels en in de lies
Slide 28 - Quiz
Welk antwoord is goed? Bij een verbrand slachtoffer.....
A
Trek je vastgesmolten kleding los
B
Laat je luiers zitten
C
Laat je alle kleding zitten
D
Koel je onder de douche en verwijder je kleding
Slide 29 - Quiz
Wat doet de EHBO-er NIET na het koelen van een brandwond?
A
Dek de brandwond af met huishoudfolie
B
Dek de brandwond met drukverband af
C
Dek de brandwond af met gaasje
D
Laat eventuele blaren zitten
Slide 30 - Quiz
zet op volgorde van ernst
minst erg
erg
levensbedrijgend
hitte kramp
hitteberoerte
hitte-uitputting
Slide 31 - Drag question
Er staat een persoon in brand. Wat doe je NIET?
A
Laten rollen over de grond
B
In een fleece deken wikkelen
C
Jas uittrekken
D
Blussen met water
Slide 32 - Quiz
Hoe wikkel je iemand in een blusdeken?
A
Vanaf schouders naar voeten
B
Vanaf voeten naar schouders
Slide 33 - Quiz
Welke oorzaak heeft deze verbranding?
A
Hete vloeistof
B
Zon
C
Vuur
D
Chemische stof
Slide 34 - Quiz
Welke oorzaak heeft deze verbranding?
A
Hete vloeistof
B
Vuur
C
Bliksem
D
Chemische stof
Slide 35 - Quiz
Een blaar ontstaat wanneer de ketel wordt aangeraakt. Hoe noemen we deze verbranding?
A
Hete vloeistofverbranding
B
Contactverbranding
Slide 36 - Quiz
Hoe behandel je deze blaar?
A
Doorprikken
B
Steriel maken, doorprikken
C
Steriel maken, doorprikken, afdekken
D
Steriel maken, afdekken, vastplakken
Slide 37 - Quiz
Op de afbeelding hiernaast staat het menselijk lichaam.
Bij 10% verbranding van de huid moet 112 worden gebeld. Schuif de juiste percentages naar het lichaamsdeel.
9%
18%
36%
Slide 38 - Drag question
Een kind heeft hete thee over het lichaam heen gekregen. Haal je de kleding van het lichaam af?