Les 2 Solliciteren Taak 31 Welke vacatures passen bij jou?

Welke omschrijving past het best bij het woord:
aansluiten bij
A
mooi; aanlokkelijk
B
goed zitten
C
Een vervolg zijn op of passen bij
D
geen nadeel
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke omschrijving past het best bij het woord:
aansluiten bij
A
mooi; aanlokkelijk
B
goed zitten
C
Een vervolg zijn op of passen bij
D
geen nadeel

Slide 1 - Quiz

Geef een omschrijving van het woord:
dynamisch

Slide 2 - Open question

Welke omschrijving past het best bij het woord:
cliché
A
Gewoon
B
Automatisch
C
Bijzonder
D
Vaak gebruikt

Slide 3 - Quiz

Geef een voorbeeldzin met het woord
vluchtig

Slide 4 - Open question

Lesdoelen
Aan het eind van de les kan ik:
  • een zakelijke brief/ e-mail lezen
  • artikel herkennen
  • de hoofdstructuur van een tekst herkennen
  • alinea's, kernzinnen lezen 
  • tekstverbanden en signaalwoorden lezen

Slide 5 - Slide

54. Zakelijke brief/ e-mail
  • Verschil zakelijke brief/e-mail
  •  E-mail geen eigen naam+ adres, organisatie, plaatsnaam, datum
  • Staat in mail
  • Onderwerp: sollicitatie +functie

Slide 6 - Slide

Indeling zakelijke brief (1)
  •  Naam afzender (eigen naam)
  • (witregel)
  • Adres Postcode Plaatsnaam (vier cijfers – spatie – twee hoofdletters – twee spaties – Plaatsnaam)
  • (witregel)
  • Plaatsnaam, datum
  • (witregel)

Slide 7 - Slide

Indeling zakelijke brief (2)
  • Naam organisatie (of bedrijf)
  • Naam ontvanger Adres Postcode Plaatsnaam (vier cijfers – spatie – twee hoofdletters – twee spaties – Plaatsnaam)
  • (witregel)
  •  Onderwerp (kort noteren onderwerp brief)
  • (witregel)
  • Geachte mevrouw/heer, (denk aan de komma)

Slide 8 - Slide

Indeling zakelijke brief (3)
  • Met vriendelijke groet, (denk aan de komma)
  •  (witregel)
  • Naam
  • (twee witregels)
  • Bijlage (bijvoorbeeld cv) 

Slide 9 - Slide

Alinea's en kernzinnen
  • Alinea's witregel boven en onder of inspringen 
  • Inhoud hoort bij elkaar, deelonderwerp,
    (hetzelfde gedachte-eenheid)
  •  Kernzinnen: inhoudelijk belangrijkste zin van alinea (begin of eind)

Slide 10 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden 1
Tekstverband
Signaalwoorden
Tegenstelling
Maar, toch, echter, hoewel
Opsomming
En, bovendien, verder, ten eerste, ook, ten slotte, daarnaast, tevens
Samenvatting
kortom, al met al
Conclusie
dus, hieruit volgt, dan ook

Slide 11 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden 2
Tekstverband
Signaalwoorden
Vergelijking
zoals, evenals, net zo, als
Toelichting/ uitleg
zo, zoals, bijvoorbeeld, ter illustratie, met andere woorden
Voorwaarde
als, indien, mits, tenzij, wanneer
Tijd/ chronologie
vroeger, nu, eerst, later, nadat, inmiddels, daarna, dan, tijdens

Slide 12 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden 3
Tekstverband
Signaalwoorden
Oorzaak- gevolg
doordat, waardoor, daardoor, te danken/wijten aan, zodat
Reden- verklaring
omdat, daarom, want, namelijk, immers, aangezien
Doel- middel
om, daartoe, opdat, om te, met behulp van, door middel van

Slide 13 - Slide

38. Hoofdstructuur
  • Inleiding: Aandacht lezer, onderwerp, hoofdgedachte

  • Middenstuk
    Verdeeld in alinea's, per alinea subonderwerp
  • Slot
    Afhankelijk middenstuk, samenvatting, conclusie, aanbeveling, afweging, oproep
     

Slide 14 - Slide

Volgende keer
Thema: Solliciteren
Taak 31: Welke vacature past bij jou?

Slide 15 - Slide

Maken
Thema: Solliciteren
Taak 31: Welke vacature spreekt jou aan? 2F
Opdracht boek 4, 5, 6



Slide 16 - Slide