Voorbeelden gebruik LessonUp

Haal het optimale uit LesonUp
Na deze bijeenkomst...
  • ... heb ik meer inspiratie gekregen van wat ik met LessonUp kan doen.
  • ...heb ik geleerd hoe ik een 'sjabloon' in LessonUp kan maken.
  • ...heb ik mijn vragen over LessonUp gesteld.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
MentorlesBeroepsopleiding

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Haal het optimale uit LesonUp
Na deze bijeenkomst...
  • ... heb ik meer inspiratie gekregen van wat ik met LessonUp kan doen.
  • ...heb ik geleerd hoe ik een 'sjabloon' in LessonUp kan maken.
  • ...heb ik mijn vragen over LessonUp gesteld.

Slide 1 - Slide


LessonUp
Dit wil ik graag leren / weten:

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Video

Le programme | lundi le 9 janvier
  • Parler: qu'est-ce que tu as fait? | 5'
  • Révision SO | 15'
  • Introduction Unité 3 | 10'
  • Exercices 1 (+2) | 10'
Les devoirs: 
Mk. ex. 4 + 5 & Lr. app. 1 + 2
Na deze les ...
  • ... begrijp ik mijn fouten van de SO en heb ik die verbeterd.
  • ...weet ik wat (ongeveer) de planning is voor de komende tijd.
  • ...kan ik vertellen waar Unité 3 over gaat.
  • ...kan ik begrijpen wat David over zijn school vertelt en laat zien.

Slide 4 - Slide

Qu'est-ce que tu as fait pendant les vacances?
élève
Réponses
  • J'ai été en vacances.
    Ik ben op vakantie geweest.
  • J'ai mangé beaucoup!
    Ik heb veel gegeten. 
  • J'ai regardé Netflix tout le temps.
    Ik heb de hele tijd Netflix gekeken.
  • J'ai été malade.
    Ik ben ziek geweest.
  • J'ai fait des devoirs.
    Ik heb huiswerk gemaakt.
  • J'ai fait du sport avec mes ami(e)s.
    Ik heb gesport met mijn vriend(inn)en 
  • J'ai joué des jeux avec ma famille.
    Ik heb spelletjes gespeeld met mijn familie. 

Slide 5 - Slide


SO Unité 2 | français > néerlandais
6. Écoutez son histoire.

Slide 6 - Open question

Introduction Unité 3 'Après les cours'
Welke Franse woorden ken je al
die met school / hobby's
te maken hebben ?

Slide 7 - Mind map

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
- persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On

Slide 8 - Drag question

Les choses en classe
la trousse
le prof(esseur)
le stylo
les devoirs
le crayon
le sac à dos

Slide 9 - Drag question


Verbes - er
Vous demandez
A
U praat
B
U speelt
C
Jullie vragen
D
Wij beginnen

Slide 10 - Quiz

Mon emploi du temps
24:00
12:00
lundi
mardi
dimanche
vendredi
mercredi
jeudi
samedi
midi
minuit
le français
l'anglais
les maths

Slide 11 - Drag question

Avoir & être
Pers.vnw
Avoir / être
élève

Slide 12 - Slide

Ji
Jij (zieke)

Partner (dokter)

Dialogue: Chez le docteur [p.20-21]
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.

Slide 13 - Slide


Quelle est la réponse la plus logique?
Au restaurant-1,
Écouter: Au restaurant
A
Bonjour, j'ai réservé une table.
B
C'était très bon!
C
Bonsoir, vous avez de la place pour deux personnes?
D
Il fait froid!

Slide 14 - Quiz

Vier erbij
Sleep steeds 4 onderdelen die 
bij de persoon of het begrip horen, en leg je keuze aan elkaar uit.
Historisch Overzicht vanaf 1848
en Staatsinrichting

Slide 15 - Slide

Soekarno
Indonesië
nationalisme
Verenigd Koninkrijk
Onafhankelijk-heidsstrijd
Eerste Wereldoorlog
Sarajevo

Slide 16 - Drag question

7 december 1941
Washington
Kennedy
London
Japan
Pearl Harbor 
New York

Slide 17 - Drag question

Taartpunten-puzzel

Slide 18 - Slide

O
A
C
H
E
L
O
O
G
timer
0:30
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
A
B

Slide 19 - Drag question


Geef een korte uitleg over het begrip, 
de persoon of de gebeurtenis.

Slide 20 - Open question

... met scrabble-letters
S
P
E
L
E
N
L
1
3
1
2
2
1
1

Slide 21 - Slide

K
C
W
R
G
D
J
F
T
S
U
E
N
L
A
Q
U
M

Slide 22 - Drag question


Make a correct sentence with the word from 
the previous assignment

Slide 23 - Open question