*Ik kan verkort tellen (sprongen van 2, 5 en 10) heen en terug t/m 100.
*Ik kan dubbelsommen tot en met 10 uitrekenen.
*Ik ken de tafel van 1 en 2 door elkaar heen
*Ik kan aangeven tussen welke tientallen een getal ligt (16 ligt tussen 10 en 20).
Ik kan getallen plaatsen op de getallenlijn tot 100.
Ik kan tellen t/m 100 met behulp van structuren (tegelplein, eierdozen).
Ik ken de tafel van 3 door elkaar heen
Ik kan de telrij tot 100 opzeggen.
Ik kan (gelijknamige) breuken met elkaar vergelijken en aangeven welke de grootste is.
Ik herken een breuk en kan deze ook tekenen
Ik kan kolomsgewijs delen zonder rest
Ik kan cijferend aftrekken door gebruik te maken van lenen
Ik kan een deel van het geheel bepalen
Ik ken de tafels en deeltafels 1 t/m 10
Ik herken de relatie tussen komma en breuken
Ik kan breuken vereenvoudigen
Ik kan de bij breuken de helen eruit halen
Ik kan berekenen hoeveel euro korting je krijgt aan de hand van een totaal en een eenvoudig percentage (10%, 50%).