This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Leren voor de eindtoets HF 6
Leerdoelen
Aantekeningen + Powerpoints
6.1 tm 6.4
Begrippen
Belangrijke personen
Belangrijke gebeurtenissen
Chronologie van gebeurtenissen
Slide 1 - Slide
De Tweede Wereldoorlog had twee bondgenootschappen: de geallieerden en de asmogendheden.
Welk land hoorde bij welke kant? Eentje is al ingevuld.
Asmogendheden
Geallieerden
Slide 2 - Drag question
➤Combineer de onderstaande zinnen met het juiste land, door ze naar de vlaggen op de kaart te slepen.
Bondgenoot van Duitsland
Dit land is nooit door de Duitsers veroverd. Dat kwam onder andere doordat de piloten van dit land zo dapper vochten.
De aanval op dit land werd door Duitsland Operatie Barbarossa genoemd.
Hier vielen de geallieerden op 6 juni 1944 aan.
Slide 3 - Drag question
Sleep de gebeurtenissen in de juiste volgorde van tijd. Begin met de gebeurtenis die het langst geleden is.
Duitsland valt Polen aan.
Japan valt Pearl Harbor aan.
Duitsland valt Nederland aan.
D-day.
Atoombommen op twee Japanse steden.
Slide 4 - Drag question
Waardoor kon de Duitse economie niet herstellen na WO I?
A
Duitsland had veel oorlogsschade
B
Duitsland moest herstelbetalingen betalen
C
Duitsland moest al zijn leningen terugbetalen
D
Duitsland had een weddenschap verloren
Slide 5 - Quiz
Welk land heeft uiteindelijk de Eerste Wereldoorlog doen laten stoppen?
A
Frankrijk
B
Duitsland
C
Verenigde Staten
D
Rusland
Slide 6 - Quiz
In de Vrede van Versailles werd bepaald dat Duitsland grondgebied moest afstaan. Aan welke landen moest Duitsland grond afstaan?
A
Frankrijk en Nederland
B
Nederland en Oostenrijk
C
Oostenrijk en Polen
D
Polen en Frankrijk
Slide 7 - Quiz
Wat stond NIET in het Verdrag van Versailles?
A
Duitsland mocht geen groot leger meer hebben
B
Duitsland moest grondgebied afstaan, ook koloniën
C
Duitsland moet enorme herstelbetalingen doen aan andere getroffen landen.
D
Hitler werd aangewezen als nieuwe regeringsleider van Duitsland.
Slide 8 - Quiz
Hoe heette de politieke partij van Hitler?
A
NSB
B
NSDAP
C
SDANP
D
SPDA
Slide 9 - Quiz
Wat bedoelen we met het Interbellum?
A
Dat is de periode voor de Eerste Wereldoorlog
B
Dat is de periode tussen de wereldoorlogen in.
C
Dat is de periode na de Tweede Wereldoorlog.
D
Dat is een andere naam voor de Industriële Revolutie.
Slide 10 - Quiz
Wat is een kenmerk van de NSDAP? Maak de zin af:
De NSDAP is een partij …
A
...die voor een dictatuur is
B
...die voor samenwerking is met andere partijen.
C
...die voor vrijheid van meningsuiting is.
D
...die voor vrije verkiezingen is.
Slide 11 - Quiz
Lees de beweringen over Mein Kampf. Welke bewering is juist?
A
In Mein Kampf schreef Hitler dat Duitsland de Tweede Wereldoorlog had verloren door de Joden
B
In Mein Kampf schreef Hitler dat Rusland het sterkste land was.
C
In Mein Kampf schreef Hitler dat het Europese ras het beste ras ter wereld was
D
Hitler schreef Mein Kampf toen hij in de gevangenis zat wegens een poging tot een staatsgreep
Slide 12 - Quiz
Welke gebeurtenis vond plaats in 1923 in Beieren?
A
Hitler wordt president van Duitsland
Gebruik hiervoor je tekst en werkboek en lessonup (via computer of mobiel)
Les 2:
Hitler wordt president van Duitsland
B
De oprichting van de NSDAP
C
Een poging tot staatsgreep van Hitler
D
Hitler wint de verkiezingen
Slide 13 - Quiz
Hieronder staan kenmerken van fascisme/nazisme welke hoort alleen bij nazisme!
A
Racisme
B
1 Sterke leider
C
Geweld is goed
D
Nationalisme
Slide 14 - Quiz
Gebruik de bron.
In welk jaar is deze foto gemaakt?
A
1930
B
1933
C
1936
D
1939
Slide 15 - Quiz
Tegenwoordig is 9 november de internationale dag tegen antisemitisme. In 1938 begonnen de nazi’s op die datum in Duitsland een georganiseerde aanval op Joden, Joodse bezittingen en synagogen. De datum van de internationale dag tegen antisemitisme is dus gekozen naar aanleiding van deze gebeurtenis in 1938. Hoe wordt deze gebeurtenis genoemd?
Slide 16 - Open question
Welke van deze vier uitspraken past bij de NSDAP van Hitler?
A
"Duitsland moet zo snel mogelijk de schade uit de Eerste Wereldoorlog vergoeden."
B
"Duitsland moet zorgen voor goede contacten met Frankrijk en Groot-Brittannië."
C
"In Duitsland is iedereen - katholiek of protestant, jood of christen - gelijk."
D
"In Duitsland zijn, dankzij ons, over een paar jaar geen werklozen meer te vinden."
Slide 17 - Quiz
Oorzaak of gevolg van de machtsovername van Hitler in 1933?
1. Alle Duitsers moesten de Fuhrer gehoorzamen; 2. De armoede in Duitsland nam toe. 3. De werkloosheid in Duitsland groeide. 4. Nationaalsocialisten maakten van Duitsland een totalitaire staat.
A
1. gevolg, 2. oorzaak, 3. oorzaak, 4. gevolg
B
1. oorzaak, 2. oorzaak, 3. oorzaak, 4. gevolg
C
1. gevolg, 2. gevolg, 3. oorzaak, 4. gevolg
D
1. gevolg, 2. oorzaak, 3. gevolg, 4. oorzaak
Slide 18 - Quiz
Wat is Pearl Harbor?
A
Een Amerikaanse lanceerbasis.
B
Een Amerikaanse legerbasis.
C
Een Amerikaanse luchtmachtbasis.
D
Een Amerikaanse marinehaven.
Slide 19 - Quiz
Welke Japanse stad is aan het eind van de Tweede Wereldoorlog NIET door de Amerikaanse gebombardeerd met een atoombom?
A
Nagasaki
B
Hiroshima
C
Kyoto
Slide 20 - Quiz
In korte tijd veroverde het Duitse leger in de Tweede Wereldoorlog een zeer groot gebied. Vooral de snelle overwinning op Frankrijk maakte indruk. Hoe noemen we deze snelle manier van oorlog voeren (waar in korte tijd veel gebied werd veroverd)?
Slide 21 - Open question
Bron: "Een Russische journalist bracht op 11 februari 1945 verslag uit van de Slag van Stalingrad" 'Op de ochtend van 30 januari 1943 hebben alle legeronderdelen, die overal vandaan optrokken naar het centrum van Stalingrad, de krachten ten slotte gebundeld. De Duitse troepen waren eindelijk verpletterd. De Duitse soldaten die zich hadden overgegeven, waren in de straten bezig hun geweren, pistoolmitrailleurs en machinegeweren op te stapelen, toen plotseling een formatie Duitse transport-vliegtuigen verscheen die met een grote snelheid over de stad vloog. Ze lieten parachutes neerkomen met ladingen eten. Onze mannen maakten de pakketten open en waren dolblij met de worsten die voor veldmaarschalk Von Paulus waren.' Wat maakt bovenstaande bron duidelijk?
A
De Duitsers probeerden Stalingrad met een luchtaanval te veroveren.
B
De Russen en de Duitsers zijn tot ver in de oorlog bondgenoten.
C
Duitse soldaten plegen liever zelfmoord dan zich over te geven.
D
De overwinning op het Duitse leger bij Stalingrad had het Russische leger uitgeput.
Slide 22 - Quiz
Hieronder staan vijf gebeurtenissen. Zet deze gebeurtenissen in de juiste (tijds)volgorde, zodat een juist oorzaak-gevolg-verhaal ontstaat:
1. Duitsland capituleert. 2. Duitsland valt Rusland aan. 3. Het Duitse leger wordt in Rusland verslagen. 4. Hitler pleegt zelfmoord. 5. Rusland valt Duitsland binnen en bezet Berlijn.
A
2 --> 3 --> 5 --> 4 --> 1
B
2 --> 3 --> 5 --> 1 --> 4
C
2 --> 3 --> 4 --> 5 --> 1
D
2 --> 5 --> 3 --> 4 --> 1
Slide 23 - Quiz
Geef van de 5 voorbeelden aan of hier sprake is van 'verzet' of 'collaboratie':
Bron: 'Lex van Weren overleefde het vernietigingskamp Auschwitz. Toen hij nog in Nederland was, moesten de joden een ster dragen. Van Weren zegt daarover het volgende:
Op een gegeven moment moesten wel gele sterren dragen. Dat vond ik wel vernederend, maar dan kwam er een typisch joodse gedachtegang naar boven: als het niet erger is dan dit, dan moeten we ons maar schikken. Je voelde je wel bedreigd, maar je dacht, deze ellende zal mijn deur wel voorbij gaan'.
Wat zegt de bron over het verloop van het vernietigingsproces?
A
Door het verloop van dit proces wisten de joden meteen dat ze vermoord zouden worden.
B
Het proces verliep zo geleidelijk dat de joden dachten dat het allemaal wel zou mee vallen.
C
In de woonplaats van Lex van Weren verliep het vernietigingsproces veel sneller dan elders.
D
Veel joden hadden er geen problemen mee dat ze voortaan met de gele ster over straat moesten.
Slide 25 - Quiz
Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?
1. De Holocaust is een extreem voorbeeld van antisemitisme. 2. Antisemitisme is ontstaan aan het begin van de 20e eeuw. 3. De Japanners waren even antisemitisch als de nazi's.
A
1. juist, 2. onjuist, 3. onjuist
B
1. onjuist, 2. onjuist, 3. onjuist
C
1. juist, 2. juist, 3. onjuist
D
1. juist, 2. onjuist, 3. juist
Slide 26 - Quiz
Hieronder staan vier oorzaken van de oorlog tussen de VS en Japan.
Welke oorzaak kun je zien als de AANLEIDING (dus geen oorzaak) van die oorlog?
A
Rond 1900 was Japan een grootmacht in Azië.
B
De VS maakten zich zorgen om de Japanse machtsuitbreiding in Azië.
C
Op 7 december 1941 vielen de Japanners Pearl Harbor aan.
D
De Japanse economie had een tekort aan grondstoffen.
Slide 27 - Quiz
➤Met de inval in welk land begon de Tweede Wereldoorlog?
A
Nederland
B
Polen
C
België
D
Rusland
Slide 28 - Quiz
Hoe heette deze leider van Italië (en bondgenoot van Adolf Hitler) tijdens de Tweede Wereldoorlog?
Slide 29 - Open question
Hoe kwam Hitler aan de macht?
A
Hij pleegde een staatsgreep.
B
Hij erfde het Duitse Keizerrijk van zijn vader.
C
Hij pleegde fraude bij de verkiezingen.
D
Hij werd democratisch gekozen.
Slide 30 - Quiz
Wat wilde Hitler met Lebensraum?
A
Door Lebensraum te veroveren wilde Hitler de Japanners te hulp schieten.
B
Hitler had Lebensraum nodig om vernietigingkampen te kunnen bouwen.
C
Lebensraum waren wijken die gebouwd werden voor Hitlers aanhangers.
D
Volgens Hitler had het Duitse volk Lebensraum nodig om te overleven.
Slide 31 - Quiz
Hier zie je een poster uit de Nederlandse bezettingstijd.
Welk begrip past bij deze afbeelding?
A
arbeidsinzet
B
antisemitisme
C
Nederlandse Unie
D
Geallieerden
Slide 32 - Quiz
Sleep de foto's van personen naar de juiste omschrijving:
Leider van de NSB.
Leider van de Sovjet-Unie tijdens de Tweede Wereldoorlog
Probeerde vanuit Londen het Nederlandse verzet tegen de Duitse bezetter aan te wakkeren.
Amerikaanse president tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Duitse dictator die de Tweede Wereldoorlog begon en 6 miljoen Joden liet vermoorden.
Italiaanse dictator, grondlegger van het fascisme en bondgenoot van Hitler.