veel spelletjes


Je krijgt zo meteen een lijst met verschillende voorwerpen. Je krijgt twee minuten de tijd om er minstens vijftien te onthouden
timer
2:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson


Je krijgt zo meteen een lijst met verschillende voorwerpen. Je krijgt twee minuten de tijd om er minstens vijftien te onthouden
timer
2:00

Slide 1 - Slide

appel, surfplank, geweer, pan, kroket, schoen, auto, hond, boom, telefoon, boek, mayonaise, boekentas, laptop, deur, steen, ketting, nagellak, riem, peer, glas, tafelkleed, beeldje, plant, plakband, sleutel, nagelschaar, schilderij, mes, handzeep, zout, neusspray, regenlaars, bal, pan, fles, tandenpasta, zalf, brandweerhelm, kist, mat, plank, kaart, papier, gieter, koffiemok, bank, kat, kussen, raam, glijbaan, vaatwasser, kinderstoel, sok, pen, afstandsbediening, jurk, dinosaurus, bakje, baby, kwast

Slide 2 - Slide

Praat gedurende één minuut lang over een aardappel.
Daarna verzint die persoon een nieuw onderwerp en geeft de beurt door.
timer
1:00

Slide 3 - Slide

Zeg het alfabet binnen de twee minuten achterstevoren op.
timer
2:00

Slide 4 - Slide

Maak in één minuut minstens vijf verschillende woorden met de letters van het woord ‘slachthuis’. Je hoeft niet in elk woord alle letters te gebruiken.
timer
1:00

Slide 5 - Slide

Je krijgt zo meteen een krant/blad papier. Scheur de vorm van een kip uit. Materiaal: krant/papier.

Slide 6 - Slide

Je krijgt zo meteen een krant/blad papier. Scheur de vorm van een koe uit. Materiaal: krant/papier.

Slide 7 - Slide

Maak een woordenketting van minstens 25 woorden in het thema ‘winkelnamen’. Materiaal: pen en papier.

Slide 8 - Slide

Teken een huis in één lijn (dus zonder je pen op te tillen). Materiaal: pen en papier

Slide 9 - Slide

Schrijf tien woorden op die ook achterstevoren een goed woord zijn. Materiaal: pen en papier.

Slide 10 - Slide

Scheur uit een blad papier tien vierkanten, tien driehoeken en
tien cirkels. Materiaal: blad papier.

Slide 11 - Slide

Speel een rondje pictionary met als centrale thema ‘dingen die je in de supermarkt koopt’. Zodra de anderen drie dingen geraden hebben die jij tekende, is de opdracht geslaagd. Materiaal: pen en papier.

Slide 12 - Slide

Noem in één minuut minstens tien fietsonderdelen. Materiaal: pen en papier.
timer
1:00

Slide 13 - Slide

Geef minstens drie tips aan je medeleerlingen om hun zakgeld goed te besteden. 

Slide 14 - Slide

Maak een woordenketting van minstens 25 woorden in het
thema ‘groenten en gewassen’. Materiaal: pen en papier.

Slide 15 - Slide

Verzin minstens tien woorden die eindigen op ‘os’. Materiaal:
pen en papier.

Slide 16 - Slide

Schrijf zo snel mogelijk vijf planten op die beginnen met de letter P. Dat mag met groenten of fruit te maken hebben. Materiaal: pen en papier.

Slide 17 - Slide

Leg in vijf zinnen uit wat er het eerste kwam en waarom: de kip of het ei. Materiaal: pen en papier.

Slide 18 - Slide