This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Meervoud 1
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Singular = enkelvoud
Plural = meervoud
Slide 3 - Slide
Regel voor meervoud = woord + s
1 dog - 3 dogs
1 dog
3 dogs
Slide 4 - Slide
Bij woorden die eindigen op een medeklinker + y
-y verdwijnt en wordt - ies
1 bunny 4 bunnies
Slide 5 - Slide
woorden die eindigen op een klinker + y
krijgen alleen een - s
1 boy 3 boys
Slide 6 - Slide
woorden die eindigen op ch, sh, s, ss, x, z
krijgen -es
1 dress 4 dresses
Slide 7 - Slide
woorden die eindigen op een medeklinker + o
krijgen -es
1 tomato 4 tomatoes
Slide 8 - Slide
Bij woorden die eindigen op een f of fe
f/fe verdwijnt en wordt - ves
1 leaf 4 leaves
Slide 9 - Slide
uit je hoofd leren
Slide 10 - Slide
Baby
A
baby's
B
babys
C
babie's
D
babies
Slide 11 - Quiz
Box
A
boxes
B
boxxes
C
bosses
D
boxees
Slide 12 - Quiz
Monkey
A
monkey's
B
monkeys
C
monkie's
D
monkys
Slide 13 - Quiz
Uniform
A
uniformes
B
uniform's
C
uniforms
D
uniformies
Slide 14 - Quiz
Fish
A
fishes
B
fish
C
fishen
D
fishies
Slide 15 - Quiz
Thief
A
thiefs
B
thiefes
C
thiefies
D
thieves
Slide 16 - Quiz
Cooky
A
cooky's
B
cookies
C
cookys
D
cookyes
Slide 17 - Quiz
Butterfly
A
Butterflies
B
butterflys
C
butterflie's
D
butterfly's
Slide 18 - Quiz
policeman
A
policemans
B
policemannen
C
policemen
D
policemannies
Slide 19 - Quiz
Brush
A
Brushes
B
brush's
C
brushs
D
brushies
Slide 20 - Quiz
strawberry
A
strawberries
B
strawberrys
C
strawberrys
D
strawberryes
Slide 21 - Quiz
Elf
A
elfs
B
elves
C
elfes
D
elf's
Slide 22 - Quiz
Pony
A
ponys
B
ponies
C
pony's
D
ponie's
Slide 23 - Quiz
Bus
A
bus's
B
buss
C
buses
D
busses
Slide 24 - Quiz
Leaf
A
leaves
B
leafes
C
leafs
D
leaf's
Slide 25 - Quiz
Face
A
faces
B
face's
C
facies
D
facces
Slide 26 - Quiz
Mouth
A
mouthees
B
mouth's
C
mouthens
D
mouths
Slide 27 - Quiz
Lady
A
laddies
B
ladys
C
ladies
D
lady's
Slide 28 - Quiz
Model
A
modelles
B
modellen
C
models
D
modelens
Slide 29 - Quiz
Body
A
bodys
B
bodies
C
boddies
D
body's
Slide 30 - Quiz
Wife
A
wives
B
wifies
C
wifes
D
wife's
Slide 31 - Quiz
Ik weet hoe ik zelfstandige naamwoorden in het Engels in het meervoud moet zetten. Ik weet de standaardregel, maar ik weet ook welke uitzonderingen er zijn.