Basisstof 1.2 (thema 1)

• Voortgezet speciaal onderwijs
• Middelbare school
• ISK

Welkom in de klas!

Je telefoon is

in je zakkie

jas over de stoel

koptelefoon weg

Je pakt je boek

Je pakt je pen

Plan van vandaag

1.  Start: regels 

2.Herhalen

3 Basisstof 1.2 

4.Basisstof 1.3

5. Opdrachten maken

6. Afsluiten

Schrijf in je map

Datum: 1-4-2025

Vraag 1: Wat is een ander woord voor levend wezen?

 Levenskenmerken:

• ademhalen

• bewegen

• groeien

• uitscheiden (plassen, zweten)

• voeden (eten en drinken)

• voortplanten (kinderen krijgen)

• waarnemen (zien, horen, ruiken, voelen, proeven)

Vraag 2

Noem 3 dingen, die nooit hebben geleefd?

.

Leerdoelen

 (basistof 1)

• 1.2.5 Je kent het onderscheid ( het verschil) tussen een natuurgetrouwe en een schematische tekening.
• 1.2.6 Je kent het onderscheid (het verschil)  tussen een buitenaanzicht, een lengtedoorsnede en een dwarsdoorsnede.
• (1.2.7 Je kunt tekeningen maken volgens de tekenregels).

3. Leerdoelgericht werken

De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Basisstof 1.2 (thema 1)

Aanzicht en doorsnede

Buitenaanzicht:  hoe een organisme er vanbuiten uitziet. Je tekent dan de buitenkant. 

Verschil tussen de 2 tekeningen

Alles precies weergegeven zoals het in werkelijkheid is (in kleur).

Alleen de belangrijkste kenmerken

Lengtedoorsnede

• Een lengtedoorsnede krijg je als je iets in de lengte doorsnijdt. 

Dwarsdoorsnede

• Een dwarsdoorsnede krijg je als je iets in de breedte (dwars) doorsnijdt.

Welke delen van de appel kun je zien
als je een Lengtedoorsnede maakt? Noem 2 delen

Vraag 1: Wat is een ander woord voor levend wezen?

Vraag 2: noem 3 dingen, die nooit hebben geleefd (kijk naar de afbeelding hieronder) ?

.

Tekenregels

Tekenmateriaal:

• een potlood dat niet te zacht is (HB)

• kleurpotloden (geen viltstiften)

• een gum

• een liniaal

Hoe moet je tekenen? (1)

• Grote tekeningen (2 tekeningen op 1 bladzijde).

• Eerst dunne lijnen --->  maak  lijnen  dan dikker.

• Teken precies wat je ziet.

• Schrijf onder de tekening wat je hebt getekend 

*Schrijf de  namen van de delen die je kent.

• Schrijf op: natuurgetrouwe of een schematische tekening !!

Hoe moet je tekenen? (2)

• Loep om iets goed te zien (Je tekent het dan groter).

* Schrijf: vergroting

*Trek vanaf elk van die delen een horizontale lijn  liniaal)

*Schrijf de naam bij de lijn.

• Werk netjes!

Aan de slag!!

Natuurgetrouwe of schematische tekening?

1.= 

                                                                      Opdrachten: blz.21 (opg. 1 t/5).

2.=

Hoe moet je tekenen? (1)

• Grote tekeningen (2 tekeningen op 1 bladzijde).

• Eerst dunne lijnen --->  maak  lijnen  dan dikker.

• Teken precies wat je ziet.

• Schrijf onder de tekening wat je hebt getekend 

*Schrijf de  namen van de delen die je kent.

• Schrijf op: natuurgetrouwe of een schematische tekening !!

Bedankt!

Tot de volgende keer!