4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen

4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Voorkennis
  • Uitleg
  • Controlerende vragen
  • Aan de slag
  • Afsluiting 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 4 - Quiz

Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 5 - Quiz

Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 6 - Quiz

Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 7 - Quiz

Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 8 - Quiz

Leerdoelen
  • Je weet het verschil tussen sociale ongelijkheid en regionale ongelijkheid én de formele en informele sector.
  • Je begrijpt dat het bbp/hoofd als gemiddeld getal nadelen heeft.
  • Je kunt op een kaart gebieden indelen naar welvaart.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

De informele sector in beeld: Een messenslijper in Havana, de hoofdstad van Cuba (Van Dijk, 2016).
  • De rijkdom in de Verenigde Staten is oneerlijk verdeeld. 
  • Van iedere 100 dollar in de VS krijgt 90% van de bevolking 17 dollar.
  • De rest van het geld gaat naar de rijken en superrijken..
  • Deze grote verschillen noem je
    sociale ongelijkheid.

Slide 14 - Slide

Regionale ongelijkheid in Mexico
Waar staan de letters A, B en C voor?
  • A = Centrum
  • B = Semi-periferie
  • C = Periferie
Wat is het gevolg?
Mensen trekken in arme landen van arme gebieden naar de rijkere gebieden in het land. Dus van C naar A of B en van B naar A.

Slide 15 - Slide

Welk kenmerk hoort bij de formele sector?
A
Wisselende inkomsten
B
Geen belasting betalen
C
Telt meer voor het BBP
D
Geen uitkering bij ziekte

Slide 16 - Quiz

Welk kenmerk hoort bij de informele sector?
A
Telt mee voor het BBP
B
Geen uitkering bij ziekte
C
Vast inkomen
D
Belasting betalen

Slide 17 - Quiz

Wat is het verschil tussen de formele en de informele sector?

Slide 18 - Open question

Wat is het verschil tussen sociale ongelijkheid en regionale ongelijkheid?

Slide 19 - Open question

Hoe kunnen we een land indelen op basis van welvaart?

Slide 20 - Open question

Waarom moet je uitkijken met het meten van welvaart aan de hand van het BBP/hoofd?

Slide 21 - Open question

Huiswerk
Maak H4.3

Slide 22 - Slide

Leerdoelen
  • Je weet het verschil tussen sociale ongelijkheid en regionale ongelijkheid én de formele en informele sector.
  • Je begrijpt dat het bbp/hoofd als gemiddeld getal nadelen heeft.
  • Je kunt op een kaart gebieden indelen naar welvaart.

Slide 23 - Slide