Woordenschat Voeding week 5

Woordenschat Voeding 
week 5
1 / 31
next
Slide 1: Slide
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat Voeding 
week 5

Slide 1 - Slide


de dauw
de excursie
de hongersnood
de rijstepap
de servetten
cultuur
geloof

de heldenmoed
de machthebbers
de natuurrampen
de soja
de voedselproductie
klimaat

Slide 2 - Slide

de dauw
Een vorm van neerslag. Je ziet dit vaak 's morgens. Als je dan door het gras loopt zijn je voeten nat. Het is waterdamp dat op vaste voorwerpen condenseert.

Slide 3 - Slide

de excursie
Een leerzaam uitje met vaak met een groep. Bijvoorbeeld naar het Rijksmuseum of naar kamp Westerbork.

Slide 4 - Slide

de hongersnood
Er is te weinig voedsel om de bevolking van eten te voorzien. Oorzaken: natuurrampen, geweld, slecht bestuur in een land.

Slide 5 - Slide

de rijstepap
Een pap gemaakt van melk, rijst en suiker.

Slide 6 - Slide

de servetten
Een doekje die je aan tafel gebruikt om je mond en vingers mee af te vegen. Meestal van papier maar kan ook van stof.

Slide 7 - Slide

cultuur
De regels en gewoontes in een land of in een deel van een land. Of van een bepaald volk.

Slide 8 - Slide

geloof
Leven volgens een bepaalde overtuiging. Er zijn verschillende geloven: Christendom, Islam, Hindoeïsme, Boeddhisme, Jodendom

Slide 9 - Slide

de heldenmoed
De durf en kracht om je ergens voor in te zetten met gevaar voor eigen leven.

Slide 10 - Slide

de machthebbers
Iemand die de leiding heeft in een land. Bijvoorbeeld de Nederlandse regering.

Slide 11 - Slide

de natuurrampen
Een gebeurtenis met een natuurlijke oorzaak met grote gevolgen. Bijvoorbeeld: aardbeving, overstroming, bosbranden, vulkaan uitbarsting, tsunami, orkanen

Slide 12 - Slide

de soja
Soja is een plant waarvan de bonen rijk zijn aan plantaardig eiwit en onverzadigd vet. Wordt veel gebruikt als vleesvervanger.

Slide 13 - Slide

de voedselproductie
Het maken van voedsel door landbouw en veeteelt. Oogsten, bakken, graan malen, koeien melken, enz.

Slide 14 - Slide

klimaat
Het gemiddelde weer over een bepaalde periode. Bijvoorbeeld: tropische klimaat, landklimaat, zeeklimaat

Slide 15 - Slide

Wat is de juiste spelling?
A
douwdruppel
B
douwdrupel
C
dauwdrupel
D
dauwdruppel

Slide 16 - Quiz

Welke geloof hebben mensen die met Ramadan doen?
A
Moslims
B
Kristels
C
joods
D
geen geloof

Slide 17 - Quiz


welk woord past in de zin?
Door de ... zag dat spinnenweb er prachtig uit.
A
duinen
B
dauw

Slide 18 - Quiz

Wat is geen neerslag?
A
Regen
B
Wind
C
Sneeuw
D
Dauw

Slide 19 - Quiz

Uit welk geloof komt kerst?
A
jodendom
B
islam
C
boeddhisme
D
christendom

Slide 20 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een excursie?
A
De Efteling
B
Het Rijksmuseum
C
Duinrell
D
Plopsaland

Slide 21 - Quiz

Gebrek aan voedsel in een streek.
A
de nakomeling
B
het huwelijk
C
de hongersnood
D
de oorlog

Slide 22 - Quiz

Waar of niet waar?
een excursie is een leerzaam uitje.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Welk woord is goed gespeld?
A
rijstepap
B
rijstpap
C
rijstenpap

Slide 24 - Quiz

Op welk plaatje zie je de servet?
A
B
C
D

Slide 25 - Quiz

Wat is geen natuurramp?
A
Een bosbrand
B
Een vulkaanuitbarsting
C
Een overstroming
D
Auto die de sloot in rijdt

Slide 26 - Quiz


Wat is cultuur?
A
Het landschap
B
Hoe mensen wonen, eten, dansen : kortom hoe ze leven.
C
De toeristen
D
De kerken

Slide 27 - Quiz

Voor welk geloof is Jeruzalem niet belangrijk?
A
Hindoeïsme
B
Islam
C
Jodendom
D
Christendom

Slide 28 - Quiz


Wat is een natuurramp?
A
Een natuurramp is een ramp die door de natuur is ontstaan waarbij veel schade is.
B
Een natuurramp is een ramp in de natuur.
C
Een natuurramp is een ramp waarbij veel mensen en dieren dood gaan.
D
Een natuurramp is een ramp waarbij veel schade is aan de natuur.

Slide 29 - Quiz

Klimaat is...
A
Dat het te warm is op de wereld nu.
B
Dat er veel regen is met hoge temperaturen.
C
Het weer wat er voor lange periode is op een bepaalde plek.
D
Hoe het landschap er uit ziet.

Slide 30 - Quiz

Kies de goede betekenis bij het woord:
"de excursie"
A
hoe je je voelt
B
over een tijdje
C
een uitstapje waarbij je iets leert
D
afsluiten

Slide 31 - Quiz