eel 6b, blok 1, week 3 Les 3 oppervlakte van rechthoeken

• Rekenen
• Basisschool
• Groep 6

Welk figuur is dit?

1. vierkant
2. rechthoek
3. cirkel
4. piramide

lesdoel

Ik leer de formule te gebruiken voor het berekenen van de oppervlakte van rechthoekige figuren (lengte x breedte).

De formule

De formule is eigenlijk een recept om iets uit te rekenen.

Het recept om de oppervlakte uit te rekenen is:

lengte (l) x breedte (b) = oppervlakte

Wat is ons lesdoel vandaag?

De formule van de oppervlakte?

lengte x breedte

100 m   x   50 m = 5000 m2

oppervlakte is .....

1. 4 m²
2. 8 m²
3. 1 6 m²
4. 16 vierkante meter

Wat is de oppervlakte?

1. 40 cm²
2. 6 cm
3. 4 cm²
4. 14 cm²

Oppervlakte schrijf je in...

1. meter (m)
2. kilo (kg)
3. vierkante meter (m2)
4. liter (l)

Wat is de oppervlakte van de zolderkamer?

1. 2 m²
2. 8 m²
3. 30 m²
4. 42 m²

Hoe reken je op de oppervlakte van een figuur uit?

1. lengte + breedte
2. lengte x breedte
3. lengte x diepte
4. lengte x hoogte

De oppervlakte geef je aan in vierkante maten (2)

10 mm x 2 mm = 20 mm² (vierkante mm)

10 cm x 2 cm = 20 cm² (vierkante centimeter)

10 dm x 2 dm = 20 dm² (vierkante decimeter)

10 m x 2 m = 20 m² (vierkante meter)

Wat is de oppervlakte?

20 dm x 3 dm = .... dm²

1. 60 dm²
2. 6 dm²
3. 600 dm²
4. liter (l)

Wat is de oppervlakte?

23 cm x 3 cm = .... cm²

Wat is de oppervlakte?

12 cm x 5 cm = .... cm²

wat is de opp?

aan het werk

 Deel 6b, blok 1, week 3
Les 3

 Opgave 1

20 x plussen

De jongen zit op het hek. Hij kijkt naar de paarden.

Waar verwijst “hij” naar?

1. De jongen
2. Zit
3. Op
4. Het hek

Othman eet een bord pasta. Dit heeft hij zelf gemaakt.

Waar verwijst “dit” naar?

1. Othman
2. eet
3. Een bord
4. Pasta

De auto van Daan is kapot. Zijn vader kan de auto repareren.

Waar verwijst “zijn” naar?

1. De auto
2. Kapot
3. De vader
4. De vader van Daan

De kinderen gaan zometeen hard aan het werk. Ze hebben geleerd hoe ze verwijswoorden kunnen herkennen en toepassen in een zin.

Waar verwijst “ze” naar?

1. De kinderen
2. Groep 5
3. Werk
4. Verwijswoorden

Instructie

Martijn is morgen jarig. Martijn gaat op appels trakteren. 

Martijn is morgen jarig. Hij gaat op appels trakteren. 

• Verwijswoord: hij
  
• Verwijst naar: Martijn
  

Instructie

Het boek is van Gabriela. Het boek van Gabriela is heel leuk. 

Het boek is van Gabriela. Haar boek is heel leuk. 

 

• Verwijswoord: haar
  
• Verwijst naar: Gabriela
  

De jongen zit op het hek. Hij kijkt naar de paarden. 

• Hij

• De jongen
  

Juf Else springt het water in, want ze heeft het warm. 

• Ze

• Juf Else

Othman rijdt op een nieuwe fiets. 

Deze heeft 3 versnellingen. 

• Deze

• De nieuwe fiets

De kinderen zijn zonder juf in de klas. 

Ze ruimen haar klas op. 

• Ze
• Haar

• De kinderen
• De juf