This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 14 min
Items in this lesson
Wat is feedback?
Slide 1 - Mind map
FEEDBACK GEVEN EN ONTVANGEN
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Feedback geven
Onmisbaar in een samenwerking
Feedback is een boodschap over het gedrag of de prestaties van de ander
Zowel positief als negatief (positief wordt onderschat)
Hoe?
Slide 4 - Slide
FEEDBACK GEVEN REGELS
Met welke bedoeling geef je feedback?
Vraag de ander om toestemming
Gedrag (te laat komen), gevolg (iedereen moet wachten), gevoel (teleurgesteld), gewenst gedrag ( op tijd komen)
Laat de ander reageren
Geldt ook voor positieve feedback =echt belangrijk!
Slide 5 - Slide
FEEDBACK ONTVANGEN REGELS
Luister aandachtig en blijf rustig
Vraag eventueel om extra uitleg
Bedenk eerlijk of de ander gelijk heeft
Bedank en laat weten wat je wel of niet gaat doen met de feedback
NOG MEER?
Slide 6 - Slide
ik boodschap
Maak contact
Begin met ik
Benoem je gevoel
Benoem het gedrag van de ander waar je last van hebt
Geef de reden waarom je het storend vindt
Geef aan welk gedrag je verlangt
Slide 7 - Slide
Welke feedback geven jullie?
Je krijgt 3 situaties te zien. Lees deze en geef aan OF jullie feedback zouden geven in zo'n geval. Bedenk steeds een reden om WEL feedback te geven, maar ook een reden om dat NIET te doen.
Slide 8 - Slide
Situatie 1
Je zit in de klas. De leerkracht legt iets uit wat je niet begrijpt. De uitleg gaat snel en een beetje rommelig. Het is nog steeds erg onduidelijk. Eigenlijk snap je er niets van.
Slide 9 - Slide
Ga je feedback geven? Waarom wel of niet?
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Slide
Geef op de goede manier feedback
Slide 12 - Open question
Situatie 2
Je vrienden willen dat je mee gaat feesten, maar jij hebt geen zin. Je hebt al een paar keer gezegd dat je niet meegaat, maar ze blijven het vragen.
Slide 13 - Slide
Ga je feedback geven? Waarom wel of niet?
Slide 14 - Open question
Slide 15 - Slide
Geef op de goede manier feedback
Slide 16 - Open question
Situatie 3
Je bent een uur te laat thuis. Je ouders zijn erg boos. Voor straf mag je morgenavond niet weg. Je bent het er niet mee eens want je hebt erg veel zin om morgenavond weg te gaan.