Programmeren Les 2

Programmeren Les 2
1 / 23
next
Slide 1: Slide
InformaticaMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programmeren Les 2

Slide 1 - Slide

Er zijn 3 dingen die elke computer doet, of het nou de computer in de auto of de computer in je telefoon
  • Input vragen: dit kan via je touchscreen, muis of toetsenbord zijn. Als je naar de computer in een auto kijkt, dan komt de input van verschillende sensoren. Deze kunnen bijvoorbeeld meten hoe warm het buiten is, maar ook of je koelvloeistof nog genoeg aanwezig is.
  • Gegevens verwerken: zodra die input ontvangen is, zal dat ook verwerkt moeten worden natuurlijk. De computer gaat rekenen en “beslissingen” nemen. Soms slaat de computer ook iets op in het geheugen.
  • Output geven: als alle gegevens verwerkt zijn, moet er natuurlijk wel een bevestiging komen bijvoorbeeld. Dit kan via een beeldscherm, via de speakers of zelfs het dashboard van de auto. Denk aan al die lampjes die kunnen gaan branden bijvoorbeeld.

Slide 2 - Slide

Stroomdiagram
Zoals je ziet is elk blok een instructie. Met een pijl geef je aan wat de volgende instructie is. Verder zie je dat je bij het blok Start begint en eindigt bij het blok Einde. Bij de kleine cirkels komen twee pijlen samen en gaan ze verder als één pijl.

Slide 3 - Slide

Niet alleen bij programmeren is een stroomdiagram makkelijk. Ze zijn wel heel prettig om zo overzichtelijk mogelijk een computerprogramma te maken en uit te voeren. Je zou het ook kunnen gebruiken om een algoritme te beschrijven voordat je het in programmeercode omzet.

We zeiden al elk blok is een instructie. Dit is niet helemaal correct want start en einde zijn geen instructies.

In de inleiding hadden we het al over output. Hiermee bedoelen we eigenlijk dat we aan de gebruiker van het programma iets willen laten weten. Dus in het stroomdiagram hiervoor zou de output zijn wanneer het product geleverd wordt.

Slide 4 - Slide

Variabelen
Je zal altijd  met gegevens werken wanneer je een computerprogramma schrijft. Bijvoorbeeld je wil je score bijhouden bij Among us. Dit soort gegevens worden in een computerprogramma opgeslagen in een variabele (variable in het Engels).

Slide 5 - Slide

Hiernaast zie je een voorbeeld van de variabele huidigeDag waarin de tekst “Woensdag” is opgeslagen.

Je ziet dat er twee blokken gebruikt worden.
Je moet namelijk twee dingen doen om een variabele te kunnen gebruiken.

•    Declareren
•    Toewijzen

Slide 6 - Slide

Declareren
Je wil een variabele gaan gebruiken in je programma. Dat moet je dan eerst vertellen aan de computer. De computer zal dan een stukje geheugen reserveren zodat je je variabele kan aanmaken of te wel declareren (in het Engels heet dat to declare).
Om te declareren moet je twee dingen noteren:

•    De naam van de variabele.
•    Wat voor soort gegevens je erin wilt opslaan.

Slide 7 - Slide

Het zou fijn zijn als je voor een variabele elke willekeurige naam kan kiezen maar omdat er zoveel verschillende mogelijkheden zijn, zijn er afspraken gemaakt over waar de naam van een variabele aan moet voldoen en wat niet mag. Dit heet ook wel een naamconventie (in het Engels: namingconvention).

Slide 8 - Slide

Stel je eens voor dat je een programma aan het schrijven bent dat de gemiddelde temperatuur uitrekent. We weten dat we daar een variabele voor moeten declaren. Er zijn best veel mogelijke variabelenamen die je dan kan bedenken. Hieronder zal ik een paar voorbeelden geven:

Slide 9 - Slide

•    gemiddeldetemperatuur
•    EenKommaGetal
•    gemiddelde_temperatuur
•    gem_temp
•    variabele1
•    var
•    gt
•    gemiddeldeTemperatuur
•    GeMiDdEldEtEmPeRaTuUr
•    DeGemiddeldeBerekendeTemperatuur

Slide 10 - Slide

Zoals je kan zien, zijn deze allemaal mogelijk volgens de namingconvention. Maar is elke naam echt handig om te gebruiken? Ook hier zijn er afspraken over gemaakt.

•    Een variabelenaam moet duidelijk maken wat er in opgeslagen is.
•    Een variabelenaam moet goed leesbaar zijn
•    Een variabelenaam moet niet onnodig lang zijn
•    Een variabelenaam schrijf je met kleine letters
•    Als de naam uit meerdere woorden bestaat, laat je elk volgende woord met een hoofdletter beginnen.
•    Schrijf woorden het liefst uit, maar houd ze wel kort.


Slide 11 - Slide

Als we deze regels toepassen op het lijstje hiervoor zal je het volgende krijgen:
•    gemiddeldetemperatuur
•    EenKommaGetal
•    gemiddelde_temperatuur
•    gem_temp
•    variabele1
•    var
•    gt
•    gemiddeldeTemperatuur
•    GeMiDdEldEtEmPeRaTuUr
•    DeGemiddeldeBerekendeTemperatuur
•    gemiddeldeTemperatuur

Slide 12 - Slide

Type variabele
Nu de variabele een naam heeft, moeten we wel nog aangeven wat voor soort variabele het is. Het type variabele is eigenlijk het soort gegevens dat je wil opslaan in de variabele. Er zijn veel verschillende soorten gegeven, denk aan tekst, een datum, een lijst met achternamen.
Om het een beetje overzichtelijk te houden, houden wij het in periode op drie soorten:


Slide 13 - Slide

  • Integer: dit is een geheel getal zoals 8, 2048 of - 42
  • Real (of echt in het Nederlands): dit is een kommagetal zoals 3.14 of 3.8
  • String: dit is een stuk tekst. Hier mogen alle tekens in voorkomen dus ook cijfers of bijzondere tekens. Voorwaarde is wel dat deze tekst tussen dubbele aanhalingstekens moet staan. Bijvoorbeeld “Informatica is het leukste vak!” of “42 is het antwoord op alles”

Slide 14 - Slide

Misschien zie je al iets anders opvallends aan de drie soorten die we net benoemden. Er zijn twee types voor getallen. Waarom is hier voor gekozen? Stel je moet een aantal opslaan of een volgnummer noteren. Dit is eigenlijk nooit een komma getal, maar een geheel getal. Een kommagetal gebruik je bijvoorbeeld als je geld uitdrukt of een cijfer voor informatica krijgt.

Slide 15 - Slide

aantalKlanten is een geheel getal dus type integer.
gemiddeldeTemperatuur is een kommagetal dus type real of Echt in het Nederlands
huidigeDag is tekst dus type string.

Slide 16 - Slide

Toewijzen
We hebben de variabele een naam gegeven, we hebben aangegeven wat voor soort gegevens erin op geslagen moet worden. Nu kunnen we ook daadwerkelijk die gegevens opslaan. Dit noem je ook wel dat je de variabele een bepaalde ‘waarde’ geeft of toewijst. (in het Engels is dat to assign)

Slide 17 - Slide

In het toewijzingsblok staat huidigeDag= “Woensdag” oftewel eerst zie je de naam (zonder aanhalingstekens) en daarna de waarde (met dubbele aanhalingstekens).

Wat er eigenlijk bedoeld wordt met dit toewijzingsblok is: sla de waarde “Woensdag” op in de variabele huidigeDag

Omdat de waarde “Woensdag” tekst is MOET het tussen dubbele aanhalingstekens staan. Dit hoeft niet bij getallen, ook niet bij kommagetallen.

Slide 18 - Slide

  • Er worden drie variabelen gedeclareerd:
String huidigeDag (type plus naam)
Integer aantalKlanten (type plus naam)
Echt gemiddeldeTemperatuur (type plus naam)

  • De variabelen krijgen een waarde toegewezen:
huidigeDag = “Woensdag”
aantalKlanten = 23
gemiddeldeTemperatuur = 12.4

Slide 19 - Slide

Je kan er ook voor kiezen dat je de gebruiker de input laat invoeren. We moeten dan niet het toewijzingsblok gebruiken maar het inputblok. Met dit blok vraag je eigenlijk input aan de gebruiker en sla deze input op in juiste variabele.
Stel de gebruiker vult “Donderdag” als input in, het programma wat je hiernaast ziet, zal dan dat ook als output geven.

Slide 20 - Slide

Maar in dit voorbeeld weet de gebruiker ook niet dat er om input gevraagd wordt, handiger is het dan om een extra outputblok te gebruiken zodat de gebruiker weet dat hij iets moet invoeren.

Slide 21 - Slide


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof

Slide 22 - Poll


Hoe vond je 
deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll