4V - Geldzaken Herhaling

Geldzaken
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Geldzaken

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Belangrijke onderwerpen
  1. Lenen: consumptieve kredieten
  2. Huis kopen of huren
  3. Hypotheken: lineair of annuïtair
  4. Sparen: samengestelde interest + somformule
  5. Beleggen

Pak pen, papier en je rekenmachine

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

De besloten vennootschap (bv) is een rechtsvorm waarvan het aandelenkapitaal verdeeld is in aandelen die niet vrij overdraagbaar zijn. De aandelen staan op naam en zijn in handen van een kleine, besloten groep eigenaren.

In een land vergelijkbaar met Nederland waren er in 2012 233.125 geregistreerde bv's. In 2022 zijn er 310.143 bv's bijgekomen ten opzichte van 2012.

Bereken met hoeveel procent het aantal bv's is veranderd in 2022 ten opzichte van 2012.

A
33,04%
B
133,04%
C
24,83%
D
57,09%

Slide 3 - Quiz

Het absolute aantal bv's in 2022 is gelijk aan 233.125 + 310.143 = 543.268
Een procentuele verandering kun je berekenen met ((nieuw - oud) / oud) x 100%
((543.268 - 233.125) / 233.125) x 100% = 133,04%

A
€ 1.580
B
€ 2.340
C
€ 6.000
D
€ 11.580

Slide 4 - Quiz

Totale bedrag: 60 x 193 = € 11.580. Hiervan is € 10.000 aflossing.
De rest, 11.580 – 10.000 = € 1.580 is dus rente.
Bij sommige winkelketens kunnen consumenten hun aankopen in termijnen betalen.

Noem twee vormen van consumptief krediet waarbij consumenten hun aankopen in termijnen betalen.
A
Persoonlijke lening en doorlopend krediet
B
Kopen op afbetaling en persoonlijke lening
C
Huurkoop en persoonlijke lening
D
Huurkoop en kopen op afbetaling

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke smiley past er bij jouw beheersing van het leerdoel :

Je kunt de belangrijkste kenmerken van de verschillende vormen van consumptief krediet noemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

This item has no instructions

Hypotheken

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Bij welke omschrijving is er sprake van een hypothecaire lening met lineaire aflossing?
A
Een lening waarbij elke maand een gelijk rentebedrag wordt betaald.
B
Een lening waarbij elke maand een vast bedrag wordt betaald, bestaande uit rente en aflossing.
C
Een lening waarbij elke maand met gelijke bedragen wordt afgelost.
D
Een lening waarbij de lening ineens aan het einde van de looptijd wordt afgelost.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Adam wil per 1 januari 2024 een huis kopen. Het huis heeft een aanschafwaarde van € 450.000. Voor de financiering gebruikt hij voor een deel eigen geld. Voor het overige deel van de financiering sluit hij een hypothecaire lening af bij de Volksbank. Hiervoor schakelt hij de hulp in van hypotheekadviseur De Hypotheker. Notaris Boer & Kroon stelt de leveringsakte en hypotheekakte op.

Wie is de hypotheekgever bij deze hypothecaire lening?
A
Adam
B
De Volksbank
C
Notaris Boer & Kroon
D
De Hypotheker

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions


A
A = netto-interestuitgaven, B = belastingvoordeel, C = aflossing
B
A = belastingvoordeel, B = netto-interestuitgaven, C = aflossing
C
A = aflossing, B = belastingvoordeel, C = netto-interestuitgaven
D
A = netto-interestuitgaven, B = aflossing, C = belastingvoordeel

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Op 1 mei 2024 sluit Charley een hypothecaire lening met aflossing met behulp van annuïteiten af van € 150.000 met een looptijd van 30 jaar en een rentepercentage van 4,5% per jaar. De maandelijkse annuïteit bedraagt € 760. Het marginale belastingtarief is gelijk aan 37,07%.

Bereken voor de maand juni 2024 de totale netto hypotheekuitgaven van Charley.
A
€ 406,02
B
€ 478,27
C
€ 551,76
D
€ 760,37

Slide 11 - Quiz

Bruto rente mei: 150.000 x 0,045 x 1/12 = 562,50
Aflossing mei: 760 - 562,50 = 197,50
Bruto rente juni: (150.000 - 197,50) x 0,045 x 1/12 = 561,76
Aflossing juni: 760 - 561,76 = 198,24
In juni is het belastingvoordeel gelijk aan 0,3707 x 561,76 = 208,24. In juni zijn de totale netto hypotheekuitgaven dus gelijk aan 561,76 - 208,24 + 198,24 = € 551,76
Antwoord
Rente maand 1: (150.000 * 0,045)/12 = 562,50
Aflossing maand 1: 760 - rente maand 1 = 197,50
Restschuld maand 2: 150.000 - 197,50 = 149802,50
Rente maand 2: (Restschuld maand 2 * 0,045)/12 = 561,76 
Aflossing maand 2: 760 - 561,76 = 198,24
Netto rentelasten = Bruto rente - Belastingvoordeel
561,76 - 0,3707 * 561,76 = 353,55
Netto maanduitgaven: 353,55 + 198,24 = 551,79 => C

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Opgave maken
  • Annelies en Bas
  • pagina 66
timer
12:00

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welke smiley past er bij jouw beheersing van het leerdoel :

Je kunt het belastingvoordeel als gevolg van de hypotheekrenteaftrek bij de annuïteitenhypotheek berekenen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

This item has no instructions

Terug naar de theorie

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat is de formule voor het berekenen van de eindwaarde bij samengestelde rente van één bedrag?
A
Eindwaarde = Beginwaarde × (1 - Rente) / Aantal jaren
B
Eindwaarde = Beginwaarde × (1 + Rente) / Aantal jaren
C
Eindwaarde = Beginwaarde × (1 + Rente)^Aantal jaren
D
Eindwaarde = Beginwaarde × (1 - Rente)^Aantal jaren

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Een besloten vennootschap stort € 440.000 op een spaarrekening van de Bunq bank. De samengestelde interest bedraagt 0,2% per kwartaal en wordt aan het einde van elk kwartaal bijgeschreven. Er vinden geen stortingen en opnames plaats.

Bereken het saldo op de spaarrekening van de besloten vennootschap na 5,5 jaar.
A
€ 417.974,58
B
€ 459.772,03
C
€ 671.867,03
D
€ 680.231,06

Slide 18 - Quiz

De samengestelde interest bedraag 0,2% per kwartaal (en dat is niet gelijk aan 4 x 0,2% = 0,8% per jaar!).
Het saldo op de spaarrekening van de besloten vennootschap na 5,5 jaar (oftewel 5,5 x 4 = 22 kwartalen) is gelijk aan 440.000 x 1,002²² = € 459.772,03
Sam wil op 31 december 2023 € 4.500 op zijn spaarrekening hebben staan voor de aankoop van een nieuwe Canyon racefiets.

Bereken het bedrag dat Sam op 1 januari 2017 moet storten als hij 1,25% samengestelde interest per jaar krijgt.
A
€ 4.125,22
B
€ 4.176,79
C
€ 4.908,83
D
€ 4.970,19

Slide 19 - Quiz

Op 1 januari 2017 moet Sam een bedrag storten dat gelijk is aan 4.500 x 1,0125⁻⁷ = € 4.125,22
Bob moet de komende twee jaar, voor het eerst op 1 oktober 2021 en steeds aan het begin van elk kwartaal, € 100 betalen aan de belastingdienst vanwege teveel ontvangen toeslagen.

Bereken de contante waarde van de toekomstige betalingen op 1 o ktober2021. De samengestelde interest bedraagt 0,3% per kwartaal.

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Antwoord
a = 1,003⁷
r = 1,003
n = 8
S = 1,003⁻⁷ x ((1,003⁸ - 1) / (1,003 - 1)) = 7,917
C = 100 x 7,917 = € 791,68

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Welke smiley past er bij jouw beheersing van het leerdoel van deze les?

Je kunt de contante waarde van een reeks bedragen op basis van samengestelde interest berekenen (met en zonder gat op de tijdlijn).
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

This item has no instructions

Terug naar de theorie

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Aandelen en obligaties zijn de bekendste soorten beursbeleggingen (ook wel vermogenstitels genoemd). Leg uit waarom beleggen in obligaties minder risicovol is dan beleggen in aandelen.
A
Bij obligaties wordt over een langere periode belegd, waardoor de kans groter is dat tegenvallers worden goedgemaakt.
B
De schommelingen van aandelenkoersen zijn kleiner dan die van obligaties.
C
Een obligatie geeft een vaste interestvergoeding. Een aandeel geeft een wisselend dividend of geen dividend.
D
Bij een faillissement van een onderneming is de kans kleiner dat een obligatiehouder het belegde vermogen terugkrijgt dan dat een aandeelhouder het belegde vermogen terugkrijgt.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Guus koopt drie call opties omdat hij verwacht dat de koers van het aandeel Fugro gaat stijgen. Een aandeel Fugro heeft nu een beurskoers van € 4,75. De uitoefenprijs is € 4,90. Na 3 maanden is de koers van het aandeel Fugro gestegen naar € 6,15. De optiepremie is € 0,40. Bereken het rendement dat Guus met het kopen van die call opties heeft behaald. Het rendement is de winst gedeeld door de investering x 100%.
A
212,50%
B
750,00%
C
937,50%
D
1005%

Slide 25 - Quiz

0,40 x 300 = 120 aankoopprijs
 300 x (6,15 - 4,90 - 0,40) = 255. winst
255/120 x 100% = 212,50%.

Het antwoord is A: 212,5
 Toelichting:
(6,15-4,90-0,40) * 300 = 255 rendement
0,40 x 300 = 120 aankoopprijs
255/120 x 100% = 212,50%.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Welke smiley past er bij jouw beheersing van het leerdoel :

Je kunt het rendement in euro's en in procenten van de belegging bij het kopen van call en put opties berekenen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

This item has no instructions