B&F Taal Persoonsvorm Onderwerp

Taal 
Persoonsvorm
Onderwerp
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slide and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taal 
Persoonsvorm
Onderwerp

Slide 1 - Slide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Juf Suzanne vraagt aan de kinderen wat een persoonsvorm is.
A
juf Suzanne
B
vraagt
C
de kinderen
D
persoonsvorm

Slide 5 - Quiz

Vandaag draag ik een spijkerbroek.

Wat is de persoonsvorm?
A
vandaag
B
draag
C
ik
D
een spijkerbroek

Slide 6 - Quiz

Ik zit aan tafel.

Wat is de persoonsvorm?
A
Ik
B
tafel
C
aan
D
zit

Slide 7 - Quiz

Wij kopen een nieuwe auto.

Wat is de persoonsvorm?
A
kopen
B
wij
C
nieuwe
D
auto

Slide 8 - Quiz

De hond zit op het gras.

Wat is de persoonsvorm?


A
op
B
de hond
C
zit
D
gras

Slide 9 - Quiz

Het is bijna kerstvakantie.

Wat is de persoonsvorm?
A
kerstvakantie
B
is
C
bijna
D
het

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Het onderwerp in de zin kan ik vinden door de vraag te stellen
"Wie of wat +pv?"
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

De plant staat in de kamer.
A
de plant
B
de mooie takken
C
kerstboom

Slide 13 - Quiz

Ik leer het onderwerp te vinden.

Wat is het onderwerp?
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 14 - Quiz

De man en de kleine hond
liepen naar huis.
Wat is het onderwerp?
A
De man
B
De man en de kleine hond
C
naar huis
D
de kleine hond

Slide 15 - Quiz

Hij verbrandde zijn hand aan het vuur.

Wat is het onderwerp?
A
hij
B
verbrandde
C
hand
D
vuur

Slide 16 - Quiz

Mijn buurman gleed uit over de vloer.

Wat is het onderwerp?
A
gleed
B
mijn buurman
C
buurman
D
vloer

Slide 17 - Quiz