1.8: marktplaats

Lezen
timer
25:00
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Lezen
timer
25:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

VOEGWOORDEN

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

En, maar, want, dus, of
Na en, maar, want, dus, of komt (weer) een hoofdzin. Je plakt 2 zinnen aan elkaar vast.

1. Ik kan vandaag niet werken    want          ik ben ziek
wie + ww + rest                                            wie + ww + rest
2. Ik hoef vandaag niet te werken  dus       ik ben vrij

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

2 zinnen verbinden met 'EN'

1.  Wie of wat + ww + rest
1. Marieke + drinkt koffie

2. Wie of wat + ww + rest
2. Koen + drinkt + thee


             
Marieke drinkt koffie en Koen drinkt thee.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

2 zinnen verbinden met 'want'

1. Wie of wat + werkwoord + rest 
1. Marieke + drinkt + koffie

2. Wie of wat + werkwoord + rest 
2. De thee + is  op
        

           
Marieke drinkt koffie, want de thee is op.

Want geeft de reden aan.

Slide 6 - Slide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!
2 zinnen verbinden met 'maar'

1. Wie of wat + werkwoord + rest 
1. Marieke + wil + koffiedrinken

2. Wie of wat + werkwoord + rest 
2. De koffie + is + koud geworden
           
Marieke wil graag koffiedrinken, maar de koffie is koud geworden.

Maar geeft een tegenstelling aan.

Slide 7 - Slide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!

- wie of wat (3) staat vaak na de tijd en voor de plaats!
2 zinnen verbinden met 'dus'

1. Wie of wat + werkwoord + rest 
1. Marieke + is + ziek

2. Wie of wat + werkwoord + rest 
2. Ze + kan + vandaag niet werken
           
Marieke is ziek, dus ze kan vandaag niet werken. 

dus is het gevolg

Slide 8 - Slide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!

- wie of wat (3) staat vaak na de tijd en voor de plaats!
2 zinnen verbinden met 'of'
1. Wie of wat + werkwoord + rest 
1. Marieke + fietst + naar haar werk

2. Wie of wat + werkwoord + rest 
2. Ze + gaat + met de bus
           
Marieke fietst naar haar werk of ze gaat met de bus.

of geeft een keuze aan.

Slide 9 - Slide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!

- wie of wat (3) staat vaak na de tijd en voor de plaats!
Zinnen maken

Nu jullie! Voer het juiste woord in.
Succes;-)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Ik hou van fietsen ...... van wandelen.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Mijn familie is groot, ...... ik heb 10 broers en zussen!

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

De cursisten werken hard, ....... dan kunnen ze eerder naar huis.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

De docent geeft een opdracht, ....... niet iedereen begrijpt het.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

De vrouw luistert muziek ....... ze leest een boek.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Ik wil graag verhuizen ....... ik wil een huis met een tuin.
Ik sta in de file ...... ik kom te laat op mijn werk.
Ga je op de fiets ..... ga je liever met de bus?
Mijn opa is 83 ......................... mijn oma is 81 jaar.
Ik wil graag uitslapen ................ de buurman maakt veel lawaai!
want
dus
of
en
maar

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

2 zinnen verbinden met 'OMDAT'

1.   wie of wat + ww + rest
Marieke + drinkt +  koffie
2. wie of wat + rest + ww
Ze + dat +  lekker + vindt


             
Marieke drinkt koffie, omdat ze dat lekker vindt.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Ik ga fietsen, ...... het lekker weer is.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

De cursisten werken hard, omdat
(willen - naar huis - ze)

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

1.8: marktplaats
aan het einde van de les kan je de advertenties op Marktplaats lezen. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Kopen en verkopen

Wie heeft er wel eens iets gekocht op Marktplaats?

Wie heeft er weleens iets verkocht op Marktplaats?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

het wasvoorschrift
de advertentie

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

De advertentie
  • een tekst waarmee een persoon of bedrijf reclame maakt
  •  meervoud: de advertenties
  • een stukje in de krant of in een tijdschrift
  • kan ook op borden langs de weg staan
  • Zin: Zij plaatsten een advertentie, omdat ze een huis in Brussel zochten.
  • Zin: In de advertentie in de krant wordt personeel gevraagd.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

de wol 
het katoen

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

kopen
De man heeft een trui gekocht.
verkopen
De man heeft mij een tv verkocht.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

de kleren
  • de kleding 
  • zin: Ik doe mijn kleren aan.
  • zin: Ik doe mijn kleren uit.
  • zin: Ik koop mijn kleren vaak in een tweedehandswinkel.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

de spiegel
Ik zie mijzelf in de spiegel.

Ik zie in de spiegel dat mijn haar goed zit.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

bieden

Slide 28 - Slide

This item has no instructions


  • het (vloer)kleed         
  • de kleden                     
  • het ronde kleed         

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

breed
smal

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

zwaar
iets wat veel weegt
wat veel moeite kost

zwaar - zware 

ZINNEN: 
Het is leuk werk, maar wel zwaar.
Pak jij die zware doos eens voor mij.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

het hout
  • Het materiaal waaruit bomen bestaan.
  • Zin: Het tuinhuis in onze tuin is gemaakt van hout.
  • Zin: Mijn zusje speelt met blokken van hout.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Maak een zin met: de wol.
timer
1:00

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Maak een vraag met: hout.
timer
1:00

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin met: advertentie.
timer
1:00

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

er staat een toets klaar
In LessonUp.
Succes!
Klaar? Zelfstandig werken

Slide 36 - Slide

This item has no instructions