Unité 1 - Lire

1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Begin schooljaar les 1
Aujourd'hui (vendredi 11 octobre) nous allons:
  • Parler: Speeddating (ronde 1 et ronde 2)
  • Lire: Finir les exercices "lire"
  • Lire: Corriger les exercices "lire" avec Socrative
Les objectifs:
  • Ik kan een kort gesprek voeren in het Frans over mezelf en mijn leven.
  • Ik kan een tekst lezen en begrijpen door o.a. inzetten van leesstrategieen. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Speeddaten - Ronde 1
  1. Hallo, hoe is het?
  2. Hoe heet jij?
  3. Hoe oud ben jij?
  4. Waar woon jij?

  1. Bonjour (comment) ça va?
  2. Comment tu t'appelles?
  3. Tu as quel âge?
  4. Tu habites où?

timer
1:00
  1. ça va (bien) merci, et toi?
  2. Je m'appelle .......
  3. J'ai ........ans
  4. J'habite à .........

Slide 3 - Slide

Na een paar ronde van 1 minuut kan de docent het nakijkmodel laten zien!
Speeddaten - Ronde 2
  1. Waar houd jij van?/ ben je dol op?
  2. Ben je Frans?
  3. In welke klas zit jij?
  4. Heb jij een broer / een zus?

timer
2:00
  1. Qu'est-ce que tu aimes / adores?
  2. Tu es français / française?
  3. Tu es en quelle classe?
  4. Tu as un frère / une soeur?
  1. J'aime / j'adore le/la/l'/les ......
  2. Non, je suis ..........
  3. Je suis en troisième
  4. Oui, j'ai ..... frère(s) / non, je n'ai pas de frère. Oui, j'ai ..... soeur(s)/ non, je n'ai pas de soeur.

Slide 4 - Slide

Na een paar ronde van 2 minuten kan de docent het nakijkmodel laten zien!

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Begin schooljaar les 1
Aujourd'hui (Lundi 14 octobre) nous allons:
  • Lire: Finir les exercices "Lire"
  • Corriger les exercices "lire" avec Socrative
  • Vocabulaire: s'entrainer avec les mots dans StudyGo
Les objectifs:
  • Ik kan een tekst lezen en begrijpen door o.a. inzetten van leesstrategieen. 
  • Ik ken nieuwe woorden waardoor ik een tekst beter kan begrijpen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Begin schooljaar les 1
Aujourd'hui (Lundi 4 novembre) nous allons:
  • Parler: de tes vacances et comment tu te sens?
  • Lire: Discuter ensemble des exercices "Lire"
  • Vocabulaire: s'entrainer avec les mots dans StudyGo
Les objectifs:
  • Ik kan een tekst lezen en begrijpen door o.a. inzetten van leesstrategieen. 
  • Ik ken nieuwe woorden waardoor ik een tekst beter kan begrijpen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Waarover zou de bijbehorende tekst over kunnen gaan?titel: La maladie des hamburgers.Maak de zin af: Ik denk dat het tekstje gaat over ..................
iemand die teveel hamburgers eet.
ziek van buik pijn hebben.
te veel hamburgers gegeten.
ziek zijn van de hamburgers.
hamburgers.
Iemand waarvan zijn buik wordt gemeten.
de boosaardigheid van hamburgers.
hij heeft buikpijn.



ziek/ dik van de hamburgers.
dat mensen te dik worden van hamburgers.
eten en gewicht.



Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Waarover zou de bijbehorende tekst over kunnen gaan?titel: La fumée, ça pue et ça tue.
  • de rook stinkt en het kan doden.
  • dat roken slecht voor je is en stinkt.



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Waarover zou de bijbehorende tekst over kunnen gaan?titel: Combien de temps passez-vous à jouer?Maak de zin af: Ik denk dat het tekstje gaat over ..................
  • hoeveel tijd iemand besteed aan games spelen.
  • hoelang iemand gamed.
  • het aantal uren dat je per dag besteedt aan gamen.



Voordat je gaat lezen, kun je dus vaak al aan een paar dingen zien waar een tekst over gaat. Om het onderwerp van een tekst te voorspellen, word je soms geholpen door: een foto bij de tekst;de titel; woorden die je herkent.
Een titel is soms al een korte samenvatting van de tekst. Afbeeldingen vertellen je soms meer dan woorden. Soms wordt er een woord verklaard in een voetnoot.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

- Voordat je gaat lezen, kun je zien waar een tekst over gaat. 
- Gebruik de foto's, de titel, woorden die je kent/herkent om het onderwerp van een tekst te voorspellen. NIET of/of maar en/en
- Een titel is een korte samenvatting van de tekst. Een tussenkopje is een korte samenvatting van een alinea
- Een voetnoot helpt jou om moeilijke woorden te begrijpen.
  • Titel, foto's, tussenkopjes, bekende woorden (ook uit andere talen) en voetnoten zijn vaak voldoende om heel veel vragen over een tekst te beantwoorden.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Kijk naar de foto bij de tekst. Daaraan zie je snel waar de tekst over gaat.
Maak de zin af:
Aan de foto kun je zien dat het gaat over ......
  • gamen.



Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Kijk naar de titel bij de tekst. Daaraan zie je snel waar de tekst over gaat.
Maak de zin af:
Aan de titel kun je zien dat het gaat over ......
  • sport
  • gamen
  • game competitie



  • online sport
  • e-sport
  • sporten op je computer



Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Beantwoord de vraag:Waar wordt de competitie gespeeld?
  • op het Internet.
  • online op de computer.
  • Frankrijk

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Soms moet je een tekst lezen met een onderwerp wat jou aanspreekt, of met veel bekende/herkenbare woorden (bijvoorbeeld omdat ze op het Engels lijken). Dan kan je makkelijker de vragen beantwoorden.
Op het examen worden ongeveer 35% van de vragen in het Frans gesteld. Daarom is het belangrijk dat je de Franse vraagwoorden kent. De vraagwoorden in het blauwe kader moet je gaan leren.
Dit leren!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Ongeacht of de vragen in het Frans of in het Nederlands gesteld worden, het vraagwoord geef ALTIJD AAN waar je naar op zoek moet in de tekst!!
  • "Qui/wie" zoek je een ..............
  • "Où/waar" zoek je een ..........
  • "Comment / hoe" zoek je een ...........................
  • "Combien/hoeveel" zoek je een .......................
  • "Pourquoi/waarom" zoek je een ........................
  • "Quand/wanneer" zoek je een ................
  • naam, persoon
  • plaats, plek, stad, dorp, land etc... 
  • manier, oplossing
  • hoeveelheid, getal
  • reden
  • periode, datum, jaartaal, maand,dag, etc...
  • Bij "qu'est-ce que/quel" moet je kijken naar het werkwoord/zelstandig naamwoord die daarna komt.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Maak nu de vraag opnieuw:
  • Wanneer zullen de dieren op de lijst er niet meer zijn in het wild?
Maak nu de vraag opnieuw:
  • Quelle en est la cause ?
les animaux sauvages
les chercheurs
les hommes
les zoos




  • over 50 jaar
  • les hommes

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat als de vragen in het Frans zijn?

De Franse vragen zijn de moeilijkste vragen voor leerlingen op het examen. Daarom is het heel belangrijk dat je vroeg genoeg dat soort vragen leert kennen. Het beste kun je deze vaak voorkomende vragen uit je hoofd leren zodat je ze gelijk herkent! Dan weet je precies waar de vraag over gaat.
  1. Qu’est-ce qu’on apprend au premier/deuxième/troisième/quatrième alinéa ?                                Wat komen we te weten in de eerste/tweede/derde/vierde alinea?
  2. Qu’est-ce qu’on lit / peut lire au 4ème alinéa ?                                                                                        Wat kunnen we lezen in de 4e alinea?
  3. À quelle question est-ce que le premier alinéa ne donne pas de réponse ?                                            Op welke vraag geeft de eerste alinea geen antwoord?
  4. Qu’est-ce qu’on ne lit pas au dernier alinéa ?                                                                                             Wat lezen we niet in de laatste alinea?
  5. Qu’est-ce qui est vrai d’après le 2ème alinéa ?                                                                                        Wat is waar volgens de tweede alinea?  
Dit leren!

Slide 18 - Slide

This item has no instructions