imperative

Imperative
- Wat is de imperative?
- Hoe werkt de imperative in het Engels?



1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Imperative
- Wat is de imperative?
- Hoe werkt de imperative in het Engels?



Slide 1 - Slide

Imperatives (gebiedende wijs)
                            
positive imperative =  
hele werkwoord + rest van de zin           
Eat your breakfast!              

negative imperative
Don't + hele werkwoord + rest van de zin
Don't eat your breakfast!

Slide 2 - Slide

Imperative
wel doen! (+)
Niet doen (-)
Read a book
Don't/ do not run
Listen to the teacher
Don't/ do not mess it up

Slide 3 - Slide

Imperative

Slide 4 - Slide

Imperative:
Steek niet over!
A
Don't cross the road.
B
You cross not the road.

Slide 5 - Quiz

Imperative:
Wees op tijd!


A
You must be on time!
B
You have to be on time!
C
Be on time!

Slide 6 - Quiz

Imperative:
Sla rechtsaf!


A
You must turn right!
B
You have to turn right!
C
Turn right!

Slide 7 - Quiz

Imperative:
Niet op het gras lopen!

A
Don't walk on the grass!
B
Walk on the grass!
C
No walking on the grass!
D
To walk on the grass

Slide 8 - Quiz

Hoe maak je de imperative?
A
Hele werkwoord + s
B
Hele werkwoord + ing
C
Hele werkwoord zonder to
D
Oeps, ik weet het niet meer!

Slide 9 - Quiz

Wat is de imperative?
A
Een zin dat emotie uitdrukt.
B
Een zin dat een situatie beschrijft.
C
Een zin dat een vraag stelt.
D
Een zin waarin een bevel of advies zit.

Slide 10 - Quiz

Imperative:
Blijf fit!

A
Stay fit!
B
Staying fit!

Slide 11 - Quiz

Imperative:
Kom binnen!

A
Don't come in!
B
Come in!
C
Coming in!
D
To come in!

Slide 12 - Quiz

Imperative:
Schiet op!
A
You have to hurry up!
B
Hurry up!

Slide 13 - Quiz