De kloktijden in het Duits- Mahammad

die Uhrzeiten
de kloktijden
1 / 44
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

die Uhrzeiten
de kloktijden

Slide 1 - Slide

 Programma van Vandaag 
1. Die Lernziele
             2. Der Vorkenntnisse
3. 3 Aufgaben
4. Tips & tops

Slide 2 - Slide

De Leerdoelen 
1.jullie kunnen de Duitse uitdrukkingen voor de verschillende kloktijden benoemen.
2.jullie kunnen de tijd op een klok in het Duits aflezen.
3.jullie kunnen de tijd in het Duits vertellen.

Slide 3 - Slide

Wat is het verschil tussen "viertel vor" en "viertel nach"?

Slide 4 - Mind map

Analoge-Digitale kolk 

Slide 5 - Slide

Analoge klok:
Heeft een wijzerplaat met 12 uren.
De wijzers (grote wijzer en kleine wijzer) geven de tijd aan.
De positie van de wijzers op de wijzerplaat geeft de exacte tijd aan.
Kan moeilijker te lezen zijn, vooral voor kinderen.
Digitale klok:
Heeft een display met 2 of 4 cijfers.
De cijfers geven de tijd in uren en minuten weer.
De tijd is direct af te lezen.
Is vaak eenvoudiger en moderner.

Slide 6 - Slide

2. Waar kom je welke klok tegen?
2. Waar kom je welke klok tegen?

Slide 7 - Slide

Analoge klok:
Vaak in huizen, op scholen, in kantoren, etc.
Op horloges.
In sommige auto's.
Digitale klok:
Vaak op computers, telefoons, tablets, etc.
In ovens, magnetrons, etc.
In sommige auto's.

Slide 8 - Slide

3. Hoe kun je aan een (analoge-digitale) klok zien of het twee uur 's middags  of twee uur in de nacht is?

Slide 9 - Slide

een analoge klok:

twee uur 's middags:
De grote wijzer staat op de 2.
De kleine wijzer staat op de 12.

twee uur in de nacht:
De grote wijzer staat op de 2.
De kleine wijzer staat op de 12.
een digitale klok:

twee uur 's middags:
De klok geeft 14:00 uur .


twee uur in de nacht:
De klok geeft 02:00 uur .

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

de kloktijden
Je moet dus de getallen kennen en de woorden hieronder!  

Slide 13 - Slide

Handig feitje: De Duitse kloktijden staan in dezelfde volgorde als in het Nederlands. 
Vertaal dus woord voor woord. 
Voorbeeld: vijf over vier = fünf nach vier

Slide 14 - Slide

"kwart over" en "viertel nach"
Wat is het verschil tussen "kwart over" en "viertel nach"?
Waarom is het fout om "kwartel" te zeggen in het Duits?

Slide 15 - Slide

Waarom is het fout om "kwartel" te zeggen in het Duits?
In het Nederlands gebruiken we "kwart over" om aan te geven dat het kwartier na een bepaald uur is. In het Duits is dit echter "viertel nach".

Wat is het verschil tussen "kwart over" en "viertel nach"?
De Duitse uitdrukking "viertel nach" is een verkorting van "viertel nach der Stunde". Dit betekent letterlijk "kwartier naar het uur". Dus als je "kwartel" zegt, zeg je eigenlijk "kwartier naar kwartier". Dit is natuurlijk onlogisch.

Slide 16 - Slide

"over" en "nach"
Wat is het verschil tussen "over" en "nach"?

Slide 17 - Slide

"over" en "na"
Het verschil in "over" en "na":

In het Nederlands gebruiken we "over" om aan te geven dat het een bepaalde tijd voorbij een uur is. In het Duits gebruiken ze "nach" (na) om aan te geven dat het een bepaalde tijd na een uur is.
Waarom is dit een verschil?
De Duitse taal is meer preciezer dan de Nederlandse taal als het gaat om kloktijden. In het Duits willen ze duidelijk aangeven of het een bepaalde tijd voor of na een uur is.


Slide 18 - Slide

Het verschil in "uur" in het Nederlands en Duits (Uhr-Stunde)

Slide 19 - Slide

In het Nederlands gebruiken we het woord "uur" voor verschillende betekenissen:

1.Tijdstip: "Het is drie uur."
2.Lesuur: "Bij het derde lesuur heb ik Duits."
3.Duur van een periode: "Ik doe over mijn reis drie uur."
In het Duits is er een verschil in de betekenis van "Uhr" voor deze verschillende betekenissen:
1.Tijdstip: "Es ist drei Uhr." (Hier gebruiken we "Uhr".)
2.Lesuur: "In der dritten Stunde habe ich Deutsch." (Hier gebruiken we niet "Uhr".)
3.Duur van een periode: "Ich brauche drei Stunden für meine Reise." (Hier gebruiken we niet "Uhr".)

Slide 20 - Slide

Wichtige Wörter:


ein Uhr = een uur
eine Stunde = een lesuur
 eine Viertelstunde = een kwartier
eine halbe Stunde = een half uur
ein Viertel = een kwart
halb = half
vor = voor
nach = over

Slide 21 - Slide

Op de volgende slides ga je 3 oefeningen oefenen.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Vraag: Wie spät ist es? (Hoe laat is 't?)

Antwoord: Es ist....
    (Het is.....)



Kijk op de klok links en zeg in het Duits hoe laat het is:


 Es ist...  sieben Uhr.


Slide 24 - Slide

Wie spät ist es?

A
Es ist fünf nach zwei.
B
Es ist fünf Uhr.
C
Es ist Viertel vor zwei.

Slide 25 - Quiz

Wie spät ist es?

A
Es ist zehn Uhr.
B
Es ist halb sechs.
C
Es ist Viertel vor sieben.

Slide 26 - Quiz

Wie spät ist es?

A
Es ist neun Uhr .
B
Es ist fünf vor halb zehn.
C
Es ist halb eins.

Slide 27 - Quiz

Wie spät ist es?

A
Es ist sieben Uhr.
B
Es ist halb sechs.
C
Es ist Viertel nach zehn.

Slide 28 - Quiz

Wie spät ist es?

A
Es ist neun Uhr.
B
Es ist halb fünf .
C
Es ist Viertel vor neun.

Slide 29 - Quiz

Wie spät ist es?
A
Es ist zehn vor halb drei
B
Es ist zehn nach halb drei.
C
Es ist drei Uhr vierzig.

Slide 30 - Quiz

Wie spät ist es?

A
Es ist drei Uhr.
B
Es ist zehn Uhr.
C
Es ist Viertel nach zwölf .

Slide 31 - Quiz

Wie spät ist es?

A
Es ist zehn Uhr fünfunddreißig.
B
Es ist fünf vor halb zehn.
C
Es ist fünf nach halb zehn.

Slide 32 - Quiz

Wie spät ist es?

A
Es ist elf Uhr.
B
Es ist Viertel nach zwei
C
Es ist Viertel vor sechs.

Slide 33 - Quiz

Wie spät ist es?

A
Es ist Viertel vor vier.
B
Es ist Viertel nach vier.
C
Es ist halb zehn.

Slide 34 - Quiz

Wie spät ist es?
A
Es ist fünf nach zwei.
B
Es ist fünf vor zwei.
C
Es ist zwei Uhr fünfundfünfzig.

Slide 35 - Quiz

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
half vijf: Es ist...

Slide 36 - Open question

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
kwart over negen: Es ist...

Slide 37 - Open question

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
kwart voor vier: Es ist...

Slide 38 - Open question

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
vijf voor twaalf: Es ist...

Slide 39 - Open question

Übung 3
1. Vul de juiste antwoorden in.

2. Maak deze opdracht samen met je collega in tweetallen.
Heeft iedereen het werkblad papier?

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

De Antwoorden 
  • D.Es ist vier Uhr. 
  • H.Es ist zwanzig Minuten nach elf. 
  • B.Es ist zehn Minuten nach neun. 
  • F:Es ist fünf Minuten vor halb eins. 
  • I.Es ist fünf Minuten vor neun.
  • E.Es ist viertel nach zehn. 
  • A.Es ist fünf Minuten vor zehn. 
  • G.Es ist viertel vor zehn. 
  • C.Es ist zwanzig Minuten vor fünf. 

Slide 42 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?


Slide 43 - Open question

Wat vond je ervan? Tips&Tops

Slide 44 - Open question