Mavo 4 maandag 4 april 2022 (MeeM): lezen / examentraining

Bienvenue au cours de français!




lundi 4 avril
1 / 47
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bienvenue au cours de français!




lundi 4 avril

Slide 1 - Slide

Les buts d'aujourd'hui
- Leesvaardigheid verbeteren
   en leesstrategieën (beter)
   leren gebruiken; 



Slide 2 - Slide

Aujourd'hui
- Lezen: theorie                                                             20'
- Lezen: toepassen                                                      45'
- Bespreking gemaakt werk                                     25'
- Au travail 'Grandes Lignes'                                     20'
- Terugblik                                                                           3'

Slide 3 - Slide

les devoirs

Leerlingen die 'lire 1 t/m 5' nog onvoldoende kennen, blijven straks zitten om te leren.

TEST




              



Slide 4 - Slide

Leesvaardigheid

Wat doe je met een tekst waarvan je bijna geen enkel woord kent?


Slide 5 - Slide

Leesvaardigheid
Tips & Tricks

Slide 6 - Slide

Tips & tricks
Je hoeft niet alles te weten / te begrijpen
om de vraag juist te kunnen beantwoorden.

Maar ...... hoe meer je wel weet, hoe makkelijker en sneller zal het examen gaan!

Slide 7 - Slide

Tips & tricks
Basis:
  • signaalwoorden herkennen & weten wat zij aangeven
  • in grote lijnen begrijpen waar de tekst over gaat
  • voorbeelden en meningen kunnen herkennen

Slide 8 - Slide

Tips & tricks
Een stapje verder:
  • type vragen herkennen
  • foute antwoorden herkennen
  • een grote woordenschat

Slide 9 - Slide

Leesvaardigheid tips & tricks
Basisidee:

Je start bij de vragen, dan pas ga je naar de tekst.

Dus:
vraag - stukje tekst - vraag - stukje tekst - vraag - etc.

Slide 10 - Slide

Leesvaardigheid tips & tricks
Systematisch stappenplan voor elk type vraag: 

1) ABCD-vraag (multiple-choice)
2) Beweringsvraag (ja/nee of waar/niet waar)
3) Gatenvraag op tekstverband (signaalwoord invullen)
4) Gatenvraag op vocabulaire (context)
5) Open vraag (ook: "Schrijf de eerste twee woorden uit zin...")

Slide 11 - Slide

Woorden raden
  • Ken je een gedeelte van het woord?
    bijv. souligné = sous + ligne
    onder + lijn --> onderstreept
  • Lijkt het woord op een infinitief dat je kent?
    vb. en marchant = marcher
    lopen --> lopend


Slide 12 - Slide

Woorden raden
  • Ken je het woord als een andere woordsoort?
    bijv. le soleil brillant = le soleil brille
    brille = schijnt --> de stralende zon
  • Lijkt het woord op een andere taal?
    bijv. une solution = a solution
    solution --> oplossing
  • DENK AAN VALSE VRIENDJES!        (bijv. travailler --> werken!)

Slide 13 - Slide

trentaine
A
training
B
dertigtal
C
trend
D
transpiratie

Slide 14 - Quiz

illusion
A
plaatje
B
tekening
C
schijn
D
verdacht

Slide 15 - Quiz

copropriétaire
A
koper
B
mede-eigenaar
C
schoonmaakmiddel
D
bedrijf

Slide 16 - Quiz

changement
A
veranderen
B
zangstuk
C
verandering
D
zingend

Slide 17 - Quiz

Werkwoorden

Slide 18 - Slide

Werkwoorden vertalen
  1.   Weet je zeker dat je met een werkwoord te maken hebt?

  2.   Is het belangrijk om het werkwoord te vertalen?

  3.   Kun je het infinitief van het werkwoord herleiden?

  4.   Kun je het infinitief in het woordenboek vinden?

Slide 19 - Slide

Vraagwoorden

Slide 20 - Slide

Est-ce que

Qu'est-ce que
Qui

Comment

Pourquoi

Combien de

Quand

Quel(les)



...

Wat

Wie

Hoe

Waarom

Hoeveel

Wanneer

Welke

Waar

Slide 21 - Slide

Signaalwoorden

Geven aan wat zinnen / alinea's met elkaar te maken hebben.
Ze helpen je om een tekst beter te begrijpen. 

Slide 22 - Slide

Samenvatting / Conclusie 

 bref  - kortom 
 en résumé - samenvattend 
 donc - dus 
 enfin / finalement  - tenslotte

Slide 23 - Slide

Toevoeging / Aaneenschakeling / Opsomming

et - en 
 aussi - ook 
de plus - bovendien 
 d'abord - ten eerste 
puis / ensuite - dan / vervolgens

Slide 24 - Slide

Tegenstellingen

mais - maar 
pourtant - toch 
par contre - daarentegen 
bien que - hoewel 
au lieu de - in plaats van

Slide 25 - Slide

Welk signaalwoord past?
Je suis fatigué, ______ je dois travailler.
A
comme
B
donc
C
puis
D
mais

Slide 26 - Quiz

Welk signaalwoord is geen tegenstelling?
A
mais
B
pour
C
pourtant
D
par contre

Slide 27 - Quiz

Welk signaalwoord past?
J'aime l'école, ______ j'espère qu'elle ouvrira bientôt ses portes.
A
donc
B
mais
C
ensuite
D
par contre

Slide 28 - Quiz

Welk signaalwoord geeft geen conclusie aan?
A
bref
B
donc
C
pourtant
D
enfin

Slide 29 - Quiz

Welk signaalwoord past?
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.
A
donc
B
par contre
C
puis
D
alors

Slide 30 - Quiz

Welk signaalwoord laat NIET zien dat je te maken hebt met een opsomming?
A
donc
B
et
C
de plus
D
ensuite

Slide 31 - Quiz

Sleep de signaalwoorden naar het verband dat zij aangeven. 
Opsomming
Reden
Tegenstelling
Conclusie
car
mais
par contre
donc
en plus
au contraire
comme
ensuite
alors
d'abord
puis
parce que
bref
cependant

Slide 32 - Drag question

  • Sla moeilijke vragen eerst over
  • Lees de vraag goed: pas op voor instinkers
  • Probeer de vraag eerst te beantwoorden zonder de antwoorden te bekijken
  • Bekijk de keuzes
  • Kruis onmogelijke antwoorden weg
  • Zoek het antwoord dat helemaal correct is
  • Maak je geen zorgen als je vaak achter elkaar dezelfde kiest
  • Let op deze woorden: altijd, nooit, alle, moeten
  • Kies niet zomaar “alle van bovenstaande” of “geen van allen”
  • Vermijd “vage” antwoorden
  • Staan woorden uit de tekst letterlijk in het antwoord? Dat is geen garantie dat dat ook het juiste antwoord is!
  • gebruik markeerstiften om belangrijke zinnen op te laten vallen
  • Noteer over welke vragen je twijfelt
  • Als twee antwoorden op elkaar lijken is vaak een van de twee goed
  • Je antwoord moet de vraag beantwoorden
  • Leer de stof goed (examenvocabulaire)
  • Controleer je antwoorden!
  • Vul atijd IETS in; laat geen vragen open!

Slide 33 - Slide

Leesvaardigheid Frans
Oefenen met examentekst
(individueel)

Slide 34 - Slide

Vergelijk in 2-, 3- of viertallen jullie antwoorden.
- Allemaal hetzelfde antwoord? Dan is dat
   waarschijnlijk ook het juiste antwoord.
- Verschillende antwoorden? Bespreek de
   verschillen. Waar in de tekst is het juiste
   antwoord te vinden? 

Slide 35 - Slide

Au travail

Chapitre 13: source F + G (online / ex. 7 t/m 12)



Klaar? Herhaal de woordjes van Lire 1, 2, 3 en 4 (fn)  
Werkboek blz. 143

Slide 36 - Slide

Vocabulaire leren

Je hoort van je docent voor wie dit geldt.

Slide 37 - Slide

les devoirs

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Noteer drie dingen die je hebt geleerd deze les?

Slide 40 - Open question

Noteer twee dingen die je nog zou willen leren?

Slide 41 - Open question

Hoe vond je deze les?

Slide 42 - Open question

Slide 43 - Slide

Quizlet
Ga nu oefenen met veel voorkomende woorden via onderstaande link naar Quizlet.

https://quizlet.com/521899119/idioom-frans-mavo-4-titus-brandsma-2021-2022-flash-cards/

of via de volgende dia



Slide 44 - Slide

Slide 45 - Link

Slide 46 - Link

Au revoir!!

Slide 47 - Slide