Repaso unidad 5+Unidad 6

1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Contesta en español:
¿Qué has hecho este fin de semana?

Slide 2 - Open question

Contesta en español:
¿Practicas deporte?

Slide 3 - Open question

Contesta en español:
¿Puede decirme cómo se va a la estación de tren?

Slide 4 - Open question

Vertaal de zin naar het Spaans:
"Voel je je goed?

Slide 5 - Open question

Vertaal de zin naar het Spaans:
"Ik voel me verschrikkelijk ".

Slide 6 - Open question

Vertaal de zin naar het Spaans:
"Ga niet met het vliegtuig". (imperativo) ".

Slide 7 - Open question

Imperativo:
dormir-vosotros (bevestigend)

Slide 8 - Open question

Imperativo
hacer-vosotros (ontkennend)

Slide 9 - Open question

Imperativo:
ir-vosotros (bevestigend)

Slide 10 - Open question

Imperativo:
poner-tú (Ontkennend)

Slide 11 - Open question

Imperativo:
quedarse-tú (bevestigend)

Slide 12 - Open question

Imperativo:
irse-tú (bevestigend)

Slide 13 - Open question

Ik weet al hoe ik de gebiedende wijs in het Spaans kan vervoegen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 14 - Poll

Hay-está(n)
"¿Dónde........ un restaurante por aquí cerca?"

Slide 15 - Open question

Hay-está(n)
"Mi coche............... en el garaje."

Slide 16 - Open question

Hay-está(n).
¿Cuántos estudiantes............en tu clase?

Slide 17 - Open question

Hay-está(n):
La farmacia ___________ al lado del cine.

Slide 18 - Open question

Hay-está(n):
En la calle La Paz ____ la tienda de ropa de mi hermano.

Slide 19 - Open question

Ik weet al wanneer ik hay of estar moet gebruiken.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 20 - Poll

Pretérito perfecto
(signaalwoorden)

Slide 21 - Mind map

volver (terugkeren)
vuelto (terug gekeerd)
abrir (openen)
abierto (geopend)
escribir (schrijven)
escrito (geschreven)
romper (stuk gaan)
roto (stukgegaan)
decir (zeggen)
dicho (gezegd)
hacer (doen/maken)
hecho (gedaan/gemaakt)
ver (zien)
visto (gezien)
ir (gaan)
ido (gegaan)
poner (leggen, zetten)
puesto (gelegd)
Enkele onregelmatige deelwoorden

Slide 22 - Slide

Ik weet al hoe ik de Pret.Perfecto kan vervoegen .
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 24 - Poll

Ik ken al de onregelmatige voltooid deelwoorden van Unidad 6 .
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 25 - Poll


¿Estás preparado/a para el examen de la unidad 5 y 6?
1 (No)
2
3
4
5(Por supuesto)

Slide 26 - Poll