Vragen.
beantwoord ze in je schrift
1a. Wat weet je over de ik-persoon?
1b. Is het een type of karakter? Leg je antwoord uit.
2. Leg uit vanuit welk perspectief dit is geschreven?
3a. Wat is de verteltijd?
3b. Wat is de vertelde tijd? Leg je antwoord uit.
4. Geef een voorbeeld van een flashback.
5. Leg uit waarom er geen flashforward in dit fragment kan voorkomen.
6. Geef een voorbeeld van een tijdsvertraging.
7. Geef een voorbeeld van een tijdsversnelling.