Week 2 Inleiding belastingrecht H 1.6 tot start hoofdstuk 2 Deel 1

Planning 
- Deze week vanaf paragraaf 1.7 (draagkrachtbeginselen) 
- Hoofdstuk 1 afronden. 
- Opdrachten maken. 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
rechtenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Planning 
- Deze week vanaf paragraaf 1.7 (draagkrachtbeginselen) 
- Hoofdstuk 1 afronden. 
- Opdrachten maken. 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma
1 . Terugblik afgelopen week
2. Hoe is het gegaan met de opdrachten? Eventueel bespreken. 
3. Nieuwe lesstof en opdrachten maken. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn belastingen? Ik heb vorige week een beschrijving gegeven met 4 punten. Schrijf de punten op:

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Proportioneel belastingtarief
Progressief belastingtarief

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld vlaktaks
Piet en Joop hebben een inkomen van respectievelijk € 10.000 en € 20.000.
Er geldt een vlaktaks van 25%. Dat wil zeggen dat er een proportioneel belastingtarief is van 25%. Het gemiddelde belastingtarief is dan dus voor iedereen 25%.
Ook het marginale tarief (= tarief dat je over je laatstverdiende euro betaalt) is 25%.

Vraag: Voor wie is vlaktaks voordeliger en voor wie is  vlaktaks nadeliger? 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

1.7 belastingbeginselen
Waarom wordt er belasting geheven? En hoeveel? 

Het gaat daarbij om de volgende vier beginselen:
1. draagkrachtbeginsel
2. profijtbeginsel
3. beginsel van de minste pijn
4. beginsel van de bevoorrechte verkrijging

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Draagkrachtbeginsel
Draagkrachtbeginsel ‘de sterkste dragen de zwaarste lasten’.
→ mensen met meer inkomsten betalen in verhouding meer.

progressieve belasting → draagkrachtbeginsel

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Profijtbeginsel
Profijtbeginsel
  • Je betaalt als je ergens gebruik van maakt
  • Voorbeeld: wegenbelasting, de kilometerheffing of de hondenbelasting

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Beginsel v/d minste pijn
 Als belasting wordt geheven, dan moet dat op een manier die zo min mogelijk nadelig is (pijn doet) voor de belastingplichtige. 

VB: loonbelasting inhouden. Alleen netto salaris wordt ontvangen

Slide 9 - Slide

Bijvoorbeeld: de werkgever houdt de loonbelasting in op het loon van de werknemer. De werknemer ontvangt een nettosalaris op zijn bankrekening. De belasting is dan al via de werkgever betaald. Je kunt dus zeggen dat deze methode voor de werknemer ‘de minste pijn veroorzaakt’. Ook al vindt natuurlijk bijna niemand belasting betalen leuk.
Beginsel van bevoorrechte verkrijgen
Je krijgt een onverwacht financieel voordeel (bijv. erfenis of een schenking) => je verkrijgt iets via een voorrecht. 

Overheid=> voorrecht is verkregen zonder tegenprestatie. Daarom redelijk om belasting te heffen. 

Slide 10 - Slide

Krijgt iemand een onverwacht financieel voordeel, zoals een schenking of erfenis, dan kun je zeggen dat hij iets verkrijgt via een voorrecht, omdat een ander het niet krijgt. Je zegt dan: er is sprake van ‘bevoorrechte verkrijging’. De overheid heft dan belasting, bijvoorbeeld schenkbelasting of erfbelasting. Vanuit het oogpunt van de overheid worden dergelijke belastingen redelijk geacht, omdat het voordeel door de belastingplichtige is verkregen zonder dat er een tegenprestatie van hem tegenover heeft gestaan. Hij krijgt iets zonder dat hij er veel voor hoeft te doen. En dan is het redelijk als hij hiervan wat moet afstaan. Ook de kansspelbelasting valt onder dit beginsel. De winnaar van een prijs bij de loterij heeft dan een bevoorrechte positie ten opzichte van anderen.
SLIDE

Kansspelbelasting valt onder het beginsel?
A
profijtbeginsel
B
Beginsel van de bevoorrechte verkrijging
C
draagkrachtbeginsel
D
beginsel van de minste pijn

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Pak het boek erbij en zoek eens een voorbeeld van het profijtbeginsel

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Zelf aan de slag
Lezen: Paragraaf 1.7
Maken: Opdrachten 17, 18, 19 en 20

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Denk nog eens na over hetgeen vorige week behandeld is. Wat weet je nog van de behandelde paragrafen?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

1.8 Belastingen: manieren van indelen

De volgende indelingen worden het meest gebruikt:
  • Naar heffende instantie
  • Directe en indirecte belastingen 
  • Naar wijze van heffing 

Let op: Hierover komen vragen op het schoolexamen. 


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Welke belasting(en) heft het Rijk?
A
Inkomstenbelasting
B
Opcenten
C
Parkeerbelasting
D
Vennootschapsbelasting

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Noem eens drie belastingen die de gemeente heft

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Ad directe en indirecte belastingen

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

De loonbelasting is een directe belasting. Deze stelling is?
juist
onjuist

Slide 22 - Poll

This item has no instructions

De omzetbelasting is een indirecte belasting. Deze stelling is?
Juist
Onjuist

Slide 23 - Poll

This item has no instructions

aangifte- of aanslagbelasting?

We gaan nu de 3e manier om belastingen te onderscheiden, bespreken nl naar wijze van heffing, oftewel aanslag- of  aangiftebelasting

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

aanslag of aangiftebelasting?
  • bij de aanslagbelasting gaat het om particulieren die deze belasting moeten betalen. Als particulier weet je namelijk vaak een stuk minder dan een bedrijf en krijg je dus hulp van de belastingdienst doordat ze je in de aanslag aangeven wat je moet betalen
  • bedrijven/werkgevers kunnen dit wel zelf uitrekenen en krijgen dus hulp en dus géén aanslag. Deze door bedrijven/werkgevers te betalen belastingen zijn dan ook een aangiftebelasting   
  • zoek dus altijd eerst uit wie de belasting betaalt, de particulier of het bedrijf/werkgever want dan weet je dus ook of het een aanslag of aangiftebelasting is!
  • 1 uitzondering hierop is de vennootschapsbelasting, want deze doet het bedrijf/werkgever maar is toch een aanslagbelasting.  

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag!
Lezen: 1.8
Maken:21 en 22

Slide 28 - Slide

This item has no instructions