Bespreken creatieve schrijfopdracht + oefenquiz

Lesplanning 1F!
Vrij lezen 

Creatieve schrijfopdracht bespreken

Huiswerk: Fictie les 8: maak 1,2 en 3


timer
10:00
26 0ktober: boekdoos inleveren
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning 1F!
Vrij lezen 

Creatieve schrijfopdracht bespreken

Huiswerk: Fictie les 8: maak 1,2 en 3


timer
10:00
26 0ktober: boekdoos inleveren

Slide 1 - Slide

Bespreken schrijfopdracht
Ruil van schrift/blaadje 
Lees elkaars verhaal 

1. Geef een top (= compliment) over de verhaallijn
2. Geef een top over het gebruik van de spelling/taal
3. Geef een tip over het gebruik van de spelling/taal

Slide 2 - Slide

Mijn spieren zijn [verstijven] en ik begin verward om me heen te grijpen.
A
verstijft
B
verstijfd

Slide 3 - Quiz

Zoek dan een andere tandarts uit die daar echt [specialiseren] in is.
A
gespecialiseerd
B
gespecialiseert

Slide 4 - Quiz

Pas op met dat [lozen] afvalwater.
A
gelooste
B
geloosden
C
geloosde
D
geloosten

Slide 5 - Quiz

Ik snap wat je [bedoelen].

tegenwoordige tijd
A
bedoeld
B
bedoelt

Slide 6 - Quiz

Hij [googelen] al zijn exen.

tegenwoordige tijd
A
googlet
B
googelt
C
googled
D
googeldt

Slide 7 - Quiz

Op die [vergroten] foto zie ik hem nog steeds niet.
A
vergroten
B
vergrootte
C
vergroote
D
vergrote

Slide 8 - Quiz

Ondanks alle informatie die ze hebben [verzamelen], blijft het een lastige klus.
A
verzameld
B
verzamelt
C
verzameldt

Slide 9 - Quiz

Genres
Genres
  • avonturenverhaal
  • oorlogsverhaal
  • liefdesverhaal
  • probleemverhaal
  • grappig verhaal
  • meidenverhaal
  • historisch verhaal

Slide 10 - Slide


Casper (branden) zijn vingers gisteren
A
brande
B
brandde
C
brandden
D
branden

Slide 11 - Quiz


Maar iedereen heeft weleens (falen)
A
gefaald
B
gefaalt
C
gefalen

Slide 12 - Quiz

Ook Marle en Noa hebben (beloven)
A
belooft
B
beloovt
C
beloofd
D
beloovd

Slide 13 - Quiz

hun vingers niet meer te (branden)
A
brandden
B
brandde
C
brande
D
branden

Slide 14 - Quiz


(vinden) je deze les ook zo leuk?
A
vin
B
vint
C
vindt
D
vind

Slide 15 - Quiz

Heeft iedereen zijn naam op Julius' schoenen (vermelden)?
A
vermeld
B
vermelt
C
vermeldt

Slide 16 - Quiz