W16-1H Lezen H5 (2) + H6 NN

Hallo leerlingen,
Sommige leerlingen hebben me in de mail gevraagd wat NN betekent. Dit is de afkorting voor Nieuw Nederlands, jullie lesboek. Bij het controleren van quizvragen zag ik dat er door een aantal van jullie twee of drie keer foute antwoorden zijn gegeven. Lees daarom vooral eerst de groene stukken bij het hoofdstuk en de uitleg in de dia's en filmpjes en maak daarna pas de opdrachten. 
1 / 40
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hallo leerlingen,
Sommige leerlingen hebben me in de mail gevraagd wat NN betekent. Dit is de afkorting voor Nieuw Nederlands, jullie lesboek. Bij het controleren van quizvragen zag ik dat er door een aantal van jullie twee of drie keer foute antwoorden zijn gegeven. Lees daarom vooral eerst de groene stukken bij het hoofdstuk en de uitleg in de dia's en filmpjes en maak daarna pas de opdrachten. 

Slide 1 - Slide

Opdrachten voor de week van 13 t/m 17 april (week 16)
We beginnen weer met het huiswerk van vorige week goed na te kijken. Verbeter de fouten altijd serieus!  We gaan verder met de opdrachten van Lezen hoofdstuk 5 en meteen door met Lezen hoofdstuk 6. 
                                  Vergeet niet elke dag te lezen 
                                     Succes met deze weektaak!

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Jullie hebben bij hoofdstuk 5 geleerd hoe je een tekstdoel herkent en welke tekstsoort daarbij hoort. Je kunt daar voorbeelden van geven.

Hoofdstuk 6 gaat over afbeeldingen bij teksten. Je leert waarom een afbeelding bij een tekst staat en je kunt uit die afbeelding informatie halen, zoals schema's, tabellen en kaartjes.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

illustraties
Je wilt de tekst:
  • verfraaien
  • verduidelijken
  • aanvullen
  • extra aandacht geven

Slide 12 - Slide

Tekst en beeld
Op een foto of tekening is iets uit de tekst afgebeeld.
In een schema staan gegevens op zo'n manier dat je kunt zien hoe iets in elkaar zit of wat je moet doen. In een grafiek of diagram staan cijfers of lijnen met of zonder cijfers, waardoor je verschillen kunt zien. In een tabel staan gegevens in vakjes, vaak met getallen. Op een landkaart staan steden of gebieden met bepaalde informatie, zoals aantal inwoners.

Slide 13 - Slide

Hoe was het nu weer
Je ziet bij de volgende dia's:
H5 en H6 van Lezen horen echt bij elkaar. De tekstdoelen worden versterkt door illustraties.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Slide

1. Informeren
De schrijver wil dat de lezer iets te weten komt. 

Slide 17 - Slide

2. Uitleg geven
De schrijver wil aan de lezer uitleggen hoe iets in elkaar zit of hoe iets werkt.

Slide 18 - Slide

3. Mening laten vormen
De schrijver beschrijft verschillende kanten van het onderwerp en laat de lezer erover nadenken. 

Slide 19 - Slide

4. Overtuigen
De schrijver wil de lezer doormiddel van argumenten overtuigen van zijn/haar mening. 

Slide 20 - Slide

5. Overhalen
De schrijver wil de lezer aansporen om iets te doen of te kopen. 

Slide 21 - Slide

6. Amuseren
De schrijver wil de lezer vermaken. 

Slide 22 - Slide

Wat is het belangrijkste tekstdoel van reclame
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 23 - Quiz

Welke tekstdoelen zijn er?

Slide 24 - Open question

Tekstdoel =
A
Voor wie de tekst bedoeld is.
B
Dat ik -u- en -jij- gebruik in mijn tekst.
C
Dat wat de schrijver met zijn tekst wil bereiken.
D
Waar de tekst vandaan komt.

Slide 25 - Quiz

Doel: informeren
Doel: overtuigen
Doel: overhalen
Doel: amuseren

Slide 26 - Drag question

Tekstdoel?

Slide 27 - Slide

Tekstdoel?

Slide 28 - Slide

Tekstdoel?

Slide 29 - Slide

tekstdoel?

Slide 30 - Slide

Noem een tekstvorm die
past bij het tekstdoel
"uitleg geven".

Slide 31 - Mind map

Hoe noem je de tekstsoort die past bij het doel "uitleg geven"?

Slide 32 - Open question

Bekijk de tekst 

Slide 33 - Slide

Wat voor tekstsoort past er bij deze tekst? Leg uit waarom.

Slide 34 - Open question

Wat zijn ook alweer
de zes tekstdoelen?

Slide 35 - Mind map

Weekopdrachten
Maak opdracht 5 en 6 van Lezen hoofdstuk 5, bldz. 136 en 137. Hierna maak je álle opdrachten, dus 1 t/m 5, van Lezen hoofdstuk 6, bldz. 162 t/m 167. De startopdracht hoef je niet te maken; deze mag je natuurlijk wel voor jezelf doen. Hoe moeilijk je de opdrachten ook vindt, doe je uiterste best om ze zo goed mogelijk te maken.

Slide 36 - Slide

PITCH
Vorige week heb ik jullie gevraagd om een boek uit te zoeken voor het houden van de pitch. Graag wil ik van weten welk boek jullie gekozen hebben. Willen jullie mij dit via Magister mailen, uiterlijk vrijdag 17 april. Ik wil de titel én de schrijver weten. Nogmaals: een Nederlandse schrijver. Kijk ook op 'Lezen voor de lijst'. Begin zo snel mogelijk met lezen van dit boek.

Slide 37 - Slide

e-books
Misschien hebben jullie er al van gehoord:
de bibliotheek stelt de app 'thuisbieb’  beschikbaar waar jullie gratis e-books kunnen lezen in deze coronatijd. Er staan daar ook instructiefilmpjes hoe de app te downloaden.  

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Link


Begin op tijd met deze weektaak en lees de zes teksten goed, zodat je écht begrijpt waar het over gaat. De ene tekst is misschien wat leuker of spannender dan de andere; toch moet je alle soorten teksten kunnen lezen.    
                             S U C C E S  !!   VSU
           
                                   SUCSUCCCESolgende week beginnen we met Woordenschat.

Slide 40 - Slide