komma, dubbele punt en aanhalingstekens



   Gebruik van leestekens!
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson



   Gebruik van leestekens!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Boek aanbeveling
  • Leren over het gebruik van komma's, dubbele punt en aanhalingstekens
  • Zelf aan de slag

  • Aan het eind van de les weet je hoe je komma's, de dubbele punt en aanhalingstekens correct gebruikt.

Slide 2 - Slide

Aanbeveling

Het is 2048. Het Collectief is aan de macht. Om het land staat een Muur en de levens van alle inwoners zien er hetzelfde uit. 

Het verhaal wordt door de ogen van meerdere personages geschreven. Dit resulteert in een rollercoaster van gevoelens

Het leest fijn en het is ontzettend spannend. Het is dan ook een echte eye opener want wat Bakhuis beschrijft zou zo maar eens werkelijkheid kunnen worden.


Slide 3 - Slide

Waarom leestekens?
Leestekens kunnen de betekenis van een zin bepalen.

Schiet op kinderen!
Schiet op, kinderen!


Slide 4 - Slide

Een zin eindig je met een punt, vraagteken (vraagzin) of uitroepteken (voor extra nadruk)

Een komma plaats je: 
  • Tussen twee persoonsvormen.
Vb. Als jij de groente snijdt, bak ik het vlees.
  • voor verbindingswoorden doordat, maar, nadat, omdat, voordat, zodat, terwijl, want, zodra. 
                  
                Een komma plaats je niet bij 'en' en 'of'.

             
    

Slide 5 - Slide

Een komma plaats je: 
  • Delen van een opsomming.
Vb. Rianne spreekt Nederlands, Duits, Engels en Frans.

  • Tussen een naam of een uitroep en de rest van een zin.
Vb. Stop eens, ik heb een lekke band!
Vb. Heb jij al gegeten, Gemma?

Slide 6 - Slide

Gebruik dubbele punt
  1. een opsomming -> Harry is gek op sporten: voetbal, zwemmen en volleyballen.
  2. een toelichting -> We eten elke dag verse groenten: dat is gezond.
  3. een citaat -> Harry zei: "Ik ga alvast eten."

Slide 7 - Slide

Directe en indirecte reden
1. Directe reden: je geeft iemands woorden letterlijk weer.              - > citeren.

Hij zei: "Ik ben gek op Italiaans eten."
"Hij is gek op Italiaans eten", zei hij.  - > geen aanhalingstekens

Slide 8 - Slide

Directe en indirecte reden
2. Indirecte reden 
        Geen aanhalingstekens of dubbele punten.

Directe reden: Harry zei: "Ik ga alvast."
Indirecte reden: Harry zei dat hij alvast ging."

Slide 9 - Slide

Zelf aan de slag...

Maak opdracht 1, 2 en 3 (blz. 185)


Klaar? Maak dan opdracht 5 (blz. 185)
Al deze opgaven moeten worden gemaakt. 


timer
10:00

Slide 10 - Slide

Antwoorden opdracht 1 (blz. 185)

Slide 11 - Slide

Antwoorden opdracht 2 en 3 (blz. 185)

Slide 12 - Slide

Antwoorden opdracht 5 (blz. 185)

Slide 13 - Slide