Kiezen is verliezen_3HV_1.2

Agenda
  • korte herhaling par 1.1 klassikaal
  • opgaven par 1.1 maken
  • uitleg paragraaf 1.2
  • Zelf aan de slag
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Agenda
  • korte herhaling par 1.1 klassikaal
  • opgaven par 1.1 maken
  • uitleg paragraaf 1.2
  • Zelf aan de slag

Slide 1 - Slide

Samenvatting opdracht De Productiefactoren
En wanneer was iets een schaars goed?

Slide 2 - Slide

Opgaven par 1.1
  • maak opdracht 2  t/m 15 (Havo)
  • Maak opdracht 3 t/m 17 (VWO)
  • Klaar:kijk de opdrachten na met een andere kleur pen
  • Zet nagekeken opdrachten par 1.1 met tag in mijnschrift.nl
timer
30:00

Slide 3 - Slide

Leerdoelen par 1.2
  • Je kent de 3 soorten uitgaven en kunt van alle drie een voorbeeld geven.
  • Je weet wat een budget is en budgetlijn en kunt die opstellen. 
  • Je kunt bedragen omrekenen van maand naar week en andersom

Slide 4 - Slide

Leerdoelen par 1.2
  • Je kent de 3 soorten uitgaven en kunt van alle drie een voorbeeld geven.
  • Je weet wat een budget is en budgetlijn en kunt die opstellen. 
  • Je kunt bedragen omrekenen van maand naar week en andersom

Slide 5 - Slide

Begrippen par 1.2
Budgetlijn; een lijn die aangeeft welke mogelijkheden van besteding er zijn met een bepaald budget. (keuzes en schaarse goederen)
Zie volgende dia.

Budgetplan of begroting; vergelijkt de toekomstige verwachte inkomsten met de verwachte uitgaven.

Slide 6 - Slide

Budgetlijn van € 100,- keuze MC €10,- en boek €20,-

Slide 7 - Slide

Soorten uitgaven
  • Vaste lasten; verplichte uitgaven die regelmatig terug komen.
  • Dagelijkse uitgaven; regelmatig terugkerende uitgaven die je van je huishoudgeld betaalt. 
  • Incidentele grote uitgaven; (grote) uitgaven die maar af en toe voorkomen. 

Slide 8 - Slide

Omrekenen van week naar een maand 
  1. jaar = 12 maanden = 52 weken.
Weekbedrag × 52 = jaarbedrag.
Jaarbedrag ÷ 12 = maandbedrag.
Dat kan ook in één keer:
Weekbedrag × 52 ÷ 12 = maandbedrag

Voorbeeld: Je krijgt € 7,50 per week. Hoeveel is dat per maand?
€ 7,50 × 52 ÷ 12 = € 32,50

Slide 9 - Slide

Omrekenen van maand naar een week
  1. jaar = 12 maanden = 52 weken.
Maandbedrag × 12 = jaarbedrag.
Jaarbedrag ÷ 52 = weekbedrag.
Dat kan ook in één keer:
Maandbedrag × 12 ÷ 52 = weekbedrag

Voorbeeld: Je abonnement kost € 32,50 per maand. Hoeveel is dat per week?
€ 32,50 × 12 ÷ 52 = € 7,50

Slide 10 - Slide

Geef uit je hoofd het juiste
antwoord:
80 euro per maand is
timer
0:20
A
meer dan 20 euro per week
B
minder dan 20 euro per week
C
precies 20 euro per week

Slide 11 - Quiz

Zelf aan de slag
Lees par 1.2 en maak opgave 4 t/m 9 (Havo) paragraaf 1.2
Lees par 1.2 en maak opgave 4 t/m 11 (VWO) paragraaf 1.2

Als je klaar bent: 
Kijk opgaven paragraaf 1.1 en 1.2 na.
NB kijk goed wat je fout gedaan hebt. Kijk na met andere kleur pen.Vraag aan docent als je het niet begrijpt of twijfelt over je eigen antwoord

Slide 12 - Slide