K3 20. Dezember Schreiben (1)

Ziel
1. Hoe schrijf je een kaart
2. WB blz. 36 oef 39 samen maken
     en nakijken
3.  WB blz. 36 Maken oef 40 + extra
      alle hoofdletters onderstrepen
4. nakijken oef 40+ hoofdletters
5. WB blz. 37 oef 41 maken + 
     nakijken
1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ziel
1. Hoe schrijf je een kaart
2. WB blz. 36 oef 39 samen maken
     en nakijken
3.  WB blz. 36 Maken oef 40 + extra
      alle hoofdletters onderstrepen
4. nakijken oef 40+ hoofdletters
5. WB blz. 37 oef 41 maken + 
     nakijken

Slide 1 - Slide

Aufgabe 40

1 Wie geht es dir?
2 Es gibt hier Wälder und viele Seen.
3 Im Sommer ist das Wetter oft gut, aber im Winter regnet es oft.
4 Bei uns kann man gut wandern oder Rad fahren.


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Onderstreep de zelfstandige naamwoorden

Frankrijk verloor de WK finale van Argentinië.
De spelers speelden fantastisch maar mistten 2 penalty's.
Argentinië nam de beker dus mee naar huis en vierde feest.
De Franse supporters waren erg teleurgesteld.

Slide 4 - Slide

Onderstreep de zelfstandige naamwoorden
Frankrijk verloor de WK finale van Argentinië.
De spelers speelden fantastisch maar mistten 2 penalty's.
Argentinië nam de beker dus mee naar huis en vierde feest.
De Franse supporters waren erg teleurgesteld.

Slide 5 - Slide

       Wel of geen hoofdletter?
1. anja                        
2. brief
3. gehen (gaan)
4. dezember
5. freundlich (vriendelijk)
6. sonntag
7. berlin
8. mann
9. haus
10.  belgien



Slide 6 - Slide

       Wel of geen hoofdletter?
1. Anja                        
2. Brief
3. gehen (gaan)
4. Dezember
5. freundlich (vriendelijk)
6. Sonntag
7. Berlin
8. Mann
9. Haus
10. Belgien



Slide 7 - Slide

Hoofdletters
1. meine beste freundin ist immer für mich da.
2. der onkel (oom)
3. ich finde geschichte (geschiedenis) langweilig (saai)
4. das kind
5. die schauspieler (acteurs)erklären, warum der film spannend ist
6. die mutter
7. am montag haben wir erdkunde (aardrijkskunde)

Slide 8 - Slide

Hoofdletters
1. Meine beste Freundin ist immer für mich da.
2. der Onkel
3. Ich finde Geschichte langweilig.
4. das Kind
5. Die Schauspieler erklären, warum der Film spannend ist
6. die Mutter
7 Am Montag haben wir Erdkunde.

Slide 9 - Slide

Aufgabe 41
Hallo Karsten,
wie geht es dir?
Ich wohne in Nijmegen.
Es gibt hier einen Fluss und viele Wälder.
Im Sommer ist es heiß, aber im Winter ist es kalt.
Bei uns kann man gut rudern oder wandern.
Tschüs!
Max

Slide 10 - Slide

- Weihnachtskarte schreiben

Schreibe deiner/deinem Freund/Freundin eine Weihnachtskarte!

 de voorkant:
Kerstgroet + gelukkig nieuw jaar
Binnenkant
Groet je vriend/vriendin
Vraag hoe het met hem/haar gaat
Vertel dat het in de winter veel regent.
Sluit af met een groet en je naam
kleur de kaart in




Slide 11 - Slide

Frohe Weihnachten


und ein glückliches neues Jahr!

Slide 12 - Slide

Die Zweite Stunde
1. Examenwortschatz  Teil C

Slide 13 - Slide

Teil C

Thema: Wirtschaft und Geld

Slide 14 - Slide







                der Verbraucher






de consument

Slide 15 - Slide







die Einsparung






de bezuiniging

Slide 16 - Slide







die Zielgruppe






de doelgroep

Slide 17 - Slide







das Kaufhaus






het warenhuis

Slide 18 - Slide







das Schaufenster






de etalage

Slide 19 - Slide







der Schmuck






de sieraden

Slide 20 - Slide







die Inhaberin






de eigenaresse

Slide 21 - Slide







der Chef






de baas

Slide 22 - Slide








Konkurs machen







failliet gaan

Slide 23 - Slide

10 Minuten Wörter (Vokabeln) lernen
timer
10:00

Slide 24 - Slide

der Verbraucher
A
de gebruiker
B
de consument

Slide 25 - Quiz

das Kaufhaus
A
het warenhuis
B
het koophuis
C
het winkelcentrum

Slide 26 - Quiz

Konkurs machen
A
route rijden
B
parkoer doen
C
failliet gaan

Slide 27 - Quiz

die Inhaberin
A
de Eigenaresse
B
de werkneemster

Slide 28 - Quiz

der Schmuck
A
de smog
B
de sieraden
C
de gezelligheid

Slide 29 - Quiz

das Schaufenster
A
de etalageruit
B
de vensterbank
C
de etalage

Slide 30 - Quiz

die Zielgruppe
A
praatgroep
B
sportgroep
C
doelgroep

Slide 31 - Quiz

die Einsparung
A
de besparing
B
de bezuiniging
C
de vermindering

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide