bijwoord

Grammatica


Bijwoorden
HA1 - week 8
timer
10:00
Lezen uit je leesboek!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Grammatica


Bijwoorden
HA1 - week 8
timer
10:00
Lezen uit je leesboek!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning van deze les:
  • Terugblik woordsoorten

  • Uitleg bijwoorden

  • Oefenzinnen maken

  • Huiswerk maken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Terugblik
Welke woordsoorten hebben we besproken?

  • zn: zelfstandig naamwoord
  • zn-e: zelfstandig naamwoord eigennaam
  • blw: bepaald lidwoord
  • olw: onbepaald lidwoord
  • bn: bijvoeglijk naamwoord
  • hww: hulpwerkwoord
  • zww: zelfstandig werkwoord
  • pers.vnw: persoonlijk voornaamwoord
  • bez.vnw: bezittelijk voornaamwoord
  • vz: voorzetsels

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat bijwoorden zijn.



  • kun je uitleggen en herkennen welke verschillende bijwoorden je in een zin kunt vinden.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
'Zij draagt een zelfgemaakte trui.'

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

'Jongeren maken kledingstukken vaak zelf.'
Is 'vaak' een bijvoeglijk naamwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

§12: Bijwoord (BW)
Een bijwoord zegt meestal iets over een ander woord:

  • Werkwoord: Luna hockeyt goed.

  • Bijvoeglijk naamwoord: Luna heeft een heel mooie hockeystick.

  • Ander bijwoord: Luna kan ook bijzonder snel rennen.


    Een BW zegt nooit iets over een ZN (dan is het een BN)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Bijwoord (BW)
Een bijwoord kan van alles aangeven:

  • Tijd (gisteren, tegenwoordig, morgen)
  • Plaats (er, nergens, overal)
  • Zekerheid (vast, absoluut)
  • Ontkenning (niet, nooit)

Veel vraagwoorden zijn een bijwoord (hoe, waar, wanneer)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is het bijwoord in deze zin?

'Dat is een bijzonder grappig filmpje!'

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord?
A
Een bijwoord zegt iets over een zn en een bijvoeglijk naamwoord niet.
B
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zn en een bijwoord niet.
C
Er is geen verschil.
D
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een bijwoord.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Alle woordsoorten gemixt
Neem de zinnen helemaal over en benoem ieder woordje.
Kies uit: zn, zn-e, blw, olw, bn, hww, zww, pers.vnw, bez.vnw, vz, bw

1. De waarzegger kijkt in de glazen bol.


2. Hij kan goed tennissen. 

Slide 13 - Slide

De = blw
waarzegger = zn
kijkt = zww
in = vz
de = blz
glazen = st.bn
bol = zn

Hij = pers.vnw
kan = hww
goed = bw
tennissen = zww
speelt = zww
mooi = bw
piano = zn

Aan de slag!
§12 bijwoord (blz. 226)
Maak opdracht 1, 3, 5 & 6 in je schrift.

Klaar?
- Nakijken
- De Brug Meestromen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions