Ander woord = werkwoord
1. Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen. Fietsen, lopen, spelen, kruipen,....
Ik fiets naar school.
2. Iemand is iets.
Zijn, worden, lijken, blijven.
Mark is bakker.
3. Er gebeurt iets.
sneeuwen, hagelen, waaien, regenen,....
Het regent erg hard.
.