4TL- Rekenen H5 Start les

hoofdstuk 5 Rekenen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

hoofdstuk 5 Rekenen

Slide 1 - Slide

Hoe werkt dit boek?
Paragraaf 5.1  Opgaven/oefenen
                             - voor elke opgave staat de letter van de theorie
                                in paragraaf 5.2
Paragraaf 5.2 Theorie
Paragraaf 5.3 Examen opgaven

Slide 2 - Slide

onderwerpen dit hoofdstuk 
- Tijd
- Snelheid
- Oppervlakte en inhoudsmaten
- Gewicht
- Grote en kleine getallen (wetenschappelijke notatie)


Slide 3 - Slide

Snelheid

Slide 4 - Slide

Snelheid berekenen
Mike zwemt een afstand van 1,8 km in 6:41,2 minuten
Bereken de gemiddelde snelheid van Mike.  
  • De tijd omrekenen naar seconden. 
  • Omrekenen naar aantal meters per 1 seconde  (m/s)
  • Eventueel verhoudingstabel met afstand en tijd maken of met de factor 3,6 rekenen. 
  • Snelheid in km per uur berekenen. 

Slide 5 - Slide

Omrekenen met verhoudingstabel, er mist nog 1 stap

Slide 6 - Slide

opdracht snelheid
Dit weekend zijn er de NK sprintkampioenschappen in Thialf Heerenveen gereden. Op 28 november was de stand:
Heren  1e :  Dai Dai N'tab  500 metern in 34,79 seconden
Dames  1e :  Femke Kok  500 meter in 37,51 seconden

Wat is het verschil in km/uur tussen de snelste bij de heren vergeleken met de snelste bij de dames?

Slide 7 - Slide

Eenheden van oppervlakte 

Slide 8 - Slide

Handig om uit het hoofd te leren
  • 1 hectare = 10.000 m2
  • 1 are           =       100 m2
  • 1 centiare (ca) =   1 m  

Slide 9 - Slide

Eenheden van inhoud

Slide 10 - Slide

Eenheden van inhoud

Slide 11 - Slide

handig om te leren
1 m3    =       1000 liter     ( 1 x 1 x 1 meter)
1 dm3  =    1 liter               (1 x 1 x 1 dm)
1 liter   =     1000 ml
1 hL      =     100 liter

Slide 12 - Slide

De eenheden van gewicht omrekenen.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

De wetenschappelijke notatie
Hoe ziet het er uit?
Getal x macht van 10exponent

Voorwaarde: getal tussen de 1 en 10
Voorbeeld 356  = 3,56 x 102

Slide 15 - Slide

oefenen grote getallen
Schrijf de volgende getallen in wetenschappelijke notatie:

- 2345
- 890098
- 673201910

Slide 16 - Slide

oefenen kleine getallen
Bij getallen tussen 0 en 1 heb je een negatieve exponent
voorbeeld:  0,004    

wetenschappelijke notatie = 4 x 10-3 
tip: tel voor  de exponent het aantal nullen voor het 1e getal

Slide 17 - Slide

oefenen kleine getallen
Zet de volgende getallen in de wetenschappelijke notatie:

0,12
0,00753
0,0000000006

Slide 18 - Slide

aan de slag met:
Maken  opgave 1 tm 15  Hoofdstuk 5 blz. 8 tm 10

Slide 19 - Slide