Link 6.4

Lesplan
1. Woorden: thema 6. 
2. Link 6.4. 
3. Huiswerk nakijken: Sorry, te laat! 
4. Grammatica thema 6.


1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Lesplan
1. Woorden: thema 6. 
2. Link 6.4. 
3. Huiswerk nakijken: Sorry, te laat! 
4. Grammatica thema 6.


Slide 1 - Slide

Na deze les: 

1. .... kun je zeggen hoe je reist.
2. ....kun je beter zinnen maken in het Nederlands. 

Slide 2 - Slide

Wanneer ben je te laat in Nederland? 
En wat doe je als je te laat komt?

1. Je hebt een afspraak met een vriend om 20.00 uur. Jullie gaan naar een café.
Je bent om 20.30 uur in het café. Is dat te laat?

2. Je hebt een afspraak bij de gemeente om 10.00 uur.
Je bent om 10.10 uur bij de gemeente. Is dat te laat?

3. Je werkt in een supermarkt. Je moet om 09.00 uur beginnen.
Je bent om 09.30 uur op je werk. Is dat te laat?

4. Je vriend is jarig. Hij geeft een feestje. Het feestje begint om 16.00 uur.
Je bent om 18.00 uur bij je vriend. Is dat te laat?

5. Je hebt Nederlandse les. De les begint om 10.00 uur. Je bent om 10.05 uur in de les.
Is dat te laat? 


Slide 3 - Slide

Sorry, te laat!
Je bent laat voor je les.
Wat doe je? Kies een antwoord.
__ Ik bel. 
__ Ik stuur een bericht.
______________________________
Naar wie bel je of stuur je het bericht?  ______________________________________________

Schrijf een bericht naar je docent:
- groet de docent;
- schrijf dat je later komt;
- schrijf waarom je later komt;
- schrijf van wie dit bericht is. 

Slide 4 - Slide

Hallo Marcela,

Sorry, ik kom wat later. Mijn fiets is kapot. Ik kom om 13.10 uur. Tot zo! 

Groetjes, 
Reza. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Slide 7 - Link

Log in bij de Link

thema 6.4 
opdracht 7

Slide 8 - Slide

Hoe vaak reis je? 
altijd/ elke dag
nooit
soms
1 keer per week
4 keer per maand
3 keer per jaar

Slide 9 - Slide

1. Hoe reis je meestal? Waar ga je dan naartoe?


2. Hoe reis je het liefst? Waarom?

3. Hoe reis je niet zo graag? Waarom?

1. Ik reis meestal met de auto. Ik ga naar mijn werk.

2. Ik reis het liefst met de fiets. Fietsen is gezond. 

3. Ik reis niet zo graag met de boot. Ik zwem niet. 

Slide 10 - Slide

Schrijf een bericht

Je hebt Nederlandse les. 
Je weet niet waar de les is. 
Je stuurt een bericht naar een andere cursist.

Slide 11 - Slide

Hoi Joudi,

Waar hebben we les? Weet jij dat?

Groetjes,
Asia. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

Huiswerk
Huiswerk:
thema 6 online afmaken
Grammatica: 2.7, 2.8, 5.1, 5.2, 6.2, 6.3 en 6.4;
toets thema 6. 
Huiswerk voor woensdag: 
online 7.1 (opdrachten 1-6)





Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Klasafspraken

Slide 19 - Slide