1. Ik ben op tijd in het lokaal en gedraag mij rustig.
2. Ik doe mijn telefoon in de telefoontas
3. Ik ga exact op de klassenplattegrond zitten
4. Ik leg mijn wiskunde spullen op tafel
5. Ik ga eerste 15 minuten stil aan de slag.
6. Ik let dus op mijn timing (waneer ben ik stil? waneer praat ik?)