argo les 2-3

argo les 2-3
1 / 27
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

argo les 2-3

Slide 1 - Slide

Sleep de vorm naar de juiste naamval
nom ev
acc ev
nom mv
acc mv
αἱ μάχαι
τὰς μάχας
ἡ μάχη
τὴν μάχην

Slide 2 - Drag question

Sleep de vorm naar de juiste naamval
nom ev
acc ev
nom mv
acc mv
θεαι
θεας
θεα
θεαν

Slide 3 - Drag question

Wat houdt de ρει-regel in?
A
Vr. znw. waarvan stam eindigt op ε, ι, ρ krijgt een -η
B
1 ρει is geen ρει, 2 ρει is een half ρει, 3 ρει is een paasρει
C
Een infinitivus eindigt in het Grieks op -ρει
D
Vr. znw. waarvan stam eindigt op ε, ι, ρ krijgt een -α

Slide 4 - Quiz

Wat is het geslacht van ὁ ἡλιος en van το θηριον?
A
ὁ ἡλιος is mannelijk, το θηριον is onzijdig
B
ὁ ἡλιος is vrouwelijk, το θηριον is mannelijk
C
ὁ ἡλιος is onzijdig, το θηριον is vrouwelijk
D
ὁ ἡλιος is mannelijk, το θηριον is vrouwelijk

Slide 5 - Quiz

volgens welk rijtje gaat ὁ βιος?
A
ἡ μαχη
B
ἡ θεα
C
ὁ θεος
D
το θηριον

Slide 6 - Quiz

volgens welk rijtje gaat το πεδιον
A
ἡ μαχη
B
ἡ θεα
C
ὁ θεος
D
το θηριον

Slide 7 - Quiz

volgens welk rijtje gaat ἡ πετρα
A
ἡ μαχη
B
ἡ θεα
C
ὁ θεος
D
το θηριον

Slide 8 - Quiz

volgens welk rijtje gaat ἡ γη
A
ἡ μαχη
B
ἡ θεα
C
ὁ θεος
D
το θηριον

Slide 9 - Quiz

αυτικα
κατα
αει
μεν ... δε
νυν
over
meteen
nu
.... maar
altijd

Slide 10 - Drag question

ὁ θεός 
ἡ θεά
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
τὸ τέκνον
ἡ γη 
τὸ δενδρον
ὁ ποταμος 

Slide 11 - Drag question

τον βιον
A
nom. ev. mnl
B
acc. ev. onz
C
acc ev. mnl
D
acc ev. vrl

Slide 12 - Quiz

τους ἡλιους
A
acc ev mnl
B
acc mv mnl
C
nom mv vrl
D
acc mv onz

Slide 13 - Quiz

αἱ μαχαι
A
nom ev vrl
B
nom mv vrl
C
nom mv onz
D
nom mv mnl

Slide 14 - Quiz

τα θηρια
A
nom ev onz
B
acc ev onz
C
nom mv onz
D
acc mv onz

Slide 15 - Quiz

ἡ θεά = nominativus ev = onderwerp ev
τὸν ἄνθρωπον = accusativus ev = lijdend voorwerp ev
οἱ ἄνθρωποι = nominativus mv = onderwerp mv
τὰς θεάς = accusativus mv = lijdend voorwerp mv

Slide 16 - Slide

Wie roept wie?

Ὁ Οὐρανὸς τὴν Γαῖαν καλεῖ.
A
Ouranos roept Gaia.
B
Gaia roept Ouranos.

Slide 17 - Quiz

Wie roept wie?

Τὸν Κρόνον ἡ Γαῖα καλεῖ.
A
Kronos roept Gaia.
B
Gaia roept Kronos.

Slide 18 - Quiz

Wie roept wie?
Καλεῖ τὸν Κρόνον ὁ Οὐρανός.
A
Kronos roept Ouranos.
B
Ouranos roept Kronos.

Slide 19 - Quiz

Vertaal de zin: Οἱ ἄνθρωποι διοικοῦσι τὴν γῆν. (διοικέω = beheren)

Slide 20 - Open question

Vertaal de zin:
Τὸ θηρίον εἰς τὸν ποταμὸν βαίνει καὶ πίνει.
(εἰς + acc. = naar / βαίνω = gaan / πίνω = drinken)

Slide 21 - Open question

Τὸν ἵππον ὁ γεωργὸς εἰς τὴν πέτραν ἄγει.
(ὁ ἵππος = paard / ὁ γεωργός = boer / ἄγω = leiden)

Slide 22 - Open question

Τοὺς ἀνθρώπους οἱ ἵπποι φέρουσιν.
(φέρω = brengen)

Slide 23 - Open question

Wie is Kronos eigenlijk?
A
De zoon van Ouranos
B
De bestuurder van de tijd
C
Een Titaan
D
Al deze antwoorden zijn goed

Slide 24 - Quiz

Kronos en zijn familie
  • Honderdarmigen
  • Kyklopen
  • Titanen


Slide 25 - Slide

Kronos en zijn familie
  • Honderdarmigen - monsters: in de Tartaros!
  • Kyklopen - monsters: in de Tartaros!
  • Titanen - mooie reuzen, die mogen blijven!


Slide 26 - Slide

Wat heeft Kronos zijn vader Ouranos aangedaan?
A
Hij heeft hem opgegeten.
B
Hij heeft hem opgesloten in de Tartaros.
C
Hij heeft hem ontmand.
D
Hij heeft hem van een hoge rots afgeduwd.

Slide 27 - Quiz