1.4 & 1.5 : feit, mening, argument & kritisch denken

Feit, mening en argumenten

   Kritisch denken
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Feit, mening en argumenten

   Kritisch denken

Slide 1 - Slide

Denkvaardigheden
Een soort gereedschap bij het denken.
  1.  Onthouden
  2. Begrijpen
  3. Toepassen
  4. Analyseren
  5. Evalueren
  6. Creëren

Slide 2 - Slide

Wat is een feit?

Slide 3 - Mind map

Wat is een mening?
A
Iets wat altijd waar is.
B
Hoe iemand denkt over iets.
C
Een probleem.
D
Een gewoonte.

Slide 4 - Quiz

Kan een mening ook een feit zijn?
A
Ja
B
Nee
C
misschien
D
soms

Slide 5 - Quiz

Wat is een argument?
A
Met een argument onderbouw je iets.
B
Een argument is een beoordelingswoord.
C
Met een argument geef je aan of je iets mooi vindt.

Slide 6 - Quiz

Waarom gebruik je een argument?
A
Om een feit te onderbouwen
B
Om je mening te onderbouwen
C
Om een nieuwsbron te checken
D
Omdat ik dat vind

Slide 7 - Quiz

Bij een argument zijn meningen en feiten hetzelfde
A
Waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Een argument is ......
A
Een dier
B
Uitleggen waarom je voor of tegen iets bent
C
Iets waardoor je altijd gelijk hebt
D
Een ander woord voor maatschappijleer

Slide 9 - Quiz

Feit, mening, of argument?
"Online les is saai"
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 10 - Quiz

Is dit een feit of fabel?
A
Dit is een feit, want het staat in de krant
B
De metro heeft het vast gecontroleerd, dus feit
C
Dit is een fabel, niet alles wat in de metro staat is waar
D
Dit is een fabel, Metro heeft niet goed gecontroleerd

Slide 11 - Quiz

Kritisch denken is een belangrijke vaardigheid

In de maatschappij wordt een grote zelfstandigheid en zelfredzaamheid van je verwacht. 
Je moet steeds meer zelf organiseren en oplossen. 
Je eigen mening, oordeel en beslissingen worden dus steeds belangrijker. 
Kritisch denken helpt je hier bij.

Slide 12 - Slide

Bij kritisch denken moet je..
  • je mening kunnen geven met argumenten
  • jezelf kunnen verplaatsen in het standpunt van iemand anders
  • kunnen beoordelen of nieuws betrouwbaar is
  • weten waar je bruikbare informatie haalt 


Je leert dus wat kritisch denken is, welke denkvaardigheden er zijn en hoe je informatiebronnen op betrouwbaarheid checkt

Slide 13 - Slide


Bij kritisch denken gaat het om...
A
het altijd innemen van een standpunt dat afwijkt van de groep.
B
nooit tevreden zijn.
C
het vermogen om zelfstandig te komen tot weloverwogen en beargumenteerde afwegingen, oordelen en beslissingen.
D
een vaardigheid waarbij je jezelf aanleert zo simpel mogelijk na te denken zonder enige moeite.

Slide 14 - Quiz

1

Slide 15 - Video

03:12
Welke persoon was het meest kritisch?
meisje 1
meisje 2
jongen

Slide 16 - Poll

Wat deed meisje 1 dat het andere meisje en de jongen NIET deden?

Slide 17 - Open question

Vragen Stellen

Slide 18 - Slide

De nieuwe schoolregels
Wat vinden jullie ervan?
We voeren een gezamenlijke discussie in de klas.

Slide 19 - Slide