Montag, den 15. April

Hausaufgaben Deutsch
leren blz 48 rechterkolom DN ND |+ C blz 49 DN
Sprachmittel vertalen en maken oef 13 en 14
stencil Sprachmittel kwijt? in teams en in som staat het stencil
Himen en Djaniene strafwerk blz 48 schrijven
1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 110 min

Items in this lesson

Hausaufgaben Deutsch
leren blz 48 rechterkolom DN ND |+ C blz 49 DN
Sprachmittel vertalen en maken oef 13 en 14
stencil Sprachmittel kwijt? in teams en in som staat het stencil
Himen en Djaniene strafwerk blz 48 schrijven

Slide 1 - Slide

Ziel heute
Nakijken sprachmittel
herhalen Grammatika (voorzetsels en persoonlijk vnw)
nieuwe grammatica -->ontleden 1e/4e/3e
filmpjes met uitleg bekijken

Slide 2 - Slide

We gaan eerst herhalen!

Slide 3 - Slide

wat betekent absichtlich:
Er hat ihm den Weg absichtlich abgeschnitten.
A
afzichtelijk
B
met opzet
C
iedere keer
D
mega vaak

Slide 4 - Quiz

wat betekent das Ergebnis:
Das Ergebnis war super!
A
taart
B
concert
C
evenement
D
resultaat

Slide 5 - Quiz

hoe schrijf je op 17 oktober
A
am 17 Oktober
B
am 17e Oktober
C
am 17. oktober
D
am 17. Oktober

Slide 6 - Quiz

hoe schrijf je zesde
A
zechste
B
sechste
C
sechte
D
zechte

Slide 7 - Quiz

Hoe schrijf je derde
A
dritte
B
drite
C
dreite
D
dreiste

Slide 8 - Quiz

hoe schrijf je 's morgens
A
morgens
B
Morgens
C
am Morgen
D
am morgen

Slide 9 - Quiz

hoe schrijf je leuk zijn/hebben
A
spaß Machen
B
Spaß machen
C
schpaß Machen
D
spaß machen

Slide 10 - Quiz

wat betekent Entscheidung:
die Entscheidung der Jury war deutlich.
A
uitkomst
B
antwoord
C
beslissing
D
houding

Slide 11 - Quiz

nakijken 
Sprachmittel en oef 13 en 14

Slide 12 - Slide

dit krijgen jullie bij de toets maar dan zonder de woorden onder/mw vw en lijd vw en de vertalingen ik enz

Slide 13 - Slide

Voorzetsels (=vrz) 4e nmv: 
  • Durch, = door
  • Für,  = voor(mij)
  • Gegen, = tegen
  • Ohne, = zonder
  • Um, = om
  • Bis, = tot
  • Entlang, = langs
  • Ezelsbruggetje GOEDBUF
  • Al deze vrz krijgen altijd het rijtje van de 4e nvm van het pers nmv mich, dich, ihn enz.

Slide 14 - Slide

Voorzetsels 3e nmv: 
  • Aus, = uit
  • Bei, = bij
  • Mit, = met
  • Nach, = naar/na
  • Seit, = sinds
  • Von, = van
  • Zu, = naar (personen en gebouwen)
  • Außer (ausser), =behalve
  • Gegenüber, = tegenover
  • Ezelsbruggetje GANZvonBAMS
  • Al deze voorzetsels krijgen altijd het rijtje van de 3e naamval van het pers vnw mir, dir, ihm enz!

Slide 15 - Slide

filmpjes uitleg NK Kapitel 4
jullie gaan nu leren hoe je moet ontleden en welke naamval daarbij hoort.
1e=ond (vaak--> wie het doet)
4e=lijd vw (vaak --> een wat vraag)
3e= meew vw (vaak -->met de ww geven/laten zien/sturen/schrijven aan)

Slide 16 - Slide

Hausaufgaben 16 april
leren zinnen t/m wir treffen uns......
Leer de voorzetsels 3e en 4e (herhaling)
maken oefeningen 15 t/m 18 uitleg geven

Slide 17 - Slide

2e uur
bezig met mondeling en teksten bk

Slide 18 - Slide