5. muy en mucho

HUISWERK CONTROLE
LESSONUP LES
1 / 52
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

HUISWERK CONTROLE
LESSONUP LES

Slide 1 - Slide

¡Buenos días!
Vinicunca, Peru

Slide 2 - Slide

¿Qué vamos a hacer?
 
  • Las preposiciones: a, de, en
  • Los adverbios 
  • Muy y mucho 
  • Repaso las preposiciones
  • Los deberes

Vinicunca, Peru

Slide 3 - Slide

Traduce al español
Start je zin met een hoofdletter en eindig met een punt. 

Slide 4 - Slide

In mijn stad is er een kledingwinkel.

Slide 5 - Open question

De universiteit is naast de bibliotheek.

Slide 6 - Open question

In mijn dorp is er een markt en supermarkt.

Slide 7 - Open question

Er is een ijssalon op het plein.

Slide 8 - Open question

Het stadion bevindt zich tegenover het museum.

Slide 9 - Open question

Ik ga met de trein.

Slide 10 - Open question

Hij gaat met de bus.

Slide 11 - Open question

Wij gaan met de fiets.

Slide 12 - Open question

Zij gaan te voet.

Slide 13 - Open question

Neem de uitleg door en maak daarna de oefeningen op de volgende pagina.

Slide 14 - Slide

Kies uit
en / a / de

Slide 15 - Slide

Vamos ___ Valencia.

Slide 16 - Open question

Voy ___ autobús.

Slide 17 - Open question

Mi madre es ____ Colombia.

Slide 18 - Open question

Vamos a Barcelona ___ coche.

Slide 19 - Open question

____ la clase hay chicos y chicas.

Slide 20 - Open question

Soy ___ Helmond.

Slide 21 - Open question

Todos los viernes voy ___ bici a mi abuela.

Slide 22 - Open question

Mi hermano va ___ pie a nuestra abuela.

Slide 23 - Open question

Noteer de antwoorden in je schrift.

Slide 24 - Slide

Las soluciones - de antwoorden
2. vamos - en bici(cleta)
3. vas - a pie 
4. va - en aviónj
5. ir - en barco
6. van - en autobús
7. vais - en tren 
8. en tren - en avión

Slide 25 - Slide

Haz el ejercicio 2 en la página 104
Maak oefening 2 op pagina 104, je mag woorden opzoeken. 

Slide 26 - Slide

Las soluciones - de antwoorden
1. b
2. a
3. d
4. c
5. g
6. h 
7. e
8. f

Slide 27 - Slide

Let op: nieuwe grammatica 
Neem de uitleg alvast door, 
we gaan het later nog samen doornemen!


Leerdoel: 
"Ik ken de bijwoorden van hoeveelheid: 
demasiado, mucho, bastante en poco". 

Slide 28 - Slide

ADVERBIOS - bijwoorden van hoeveelheid
beetje
veel
bastante
demasiado
Neem de woorden over in je woordenlijst.

Slide 29 - Slide

Unos ejemplos

  • Me gusta mucho leer
  • En el armario hay muchos libros.

  • Está cansado porque duerme poco.
  • Hay pocas personas en la fiesta.

  • Hay demasiado café en la taza.
  • Hay demasiada Coca-Cola en el vaso.



Een paar voorbeelden
Waar zegt beetje/veel etc. iets over? Daar pas je het woord op aan! 

Slide 30 - Slide

Haz el ejercicio 3 en la página 103
Maak opdracht 3 op pagina 103

Slide 31 - Slide

Las soluciones - de antwoorden

Slide 32 - Slide

No tengo _____ hermanos.
A
mucho
B
mucha
C
muchos
D
muchas

Slide 33 - Quiz

En mi pueblo hay ____ escuelas.
A
poco
B
poca
C
pocos
D
pocas

Slide 34 - Quiz

Let op: nieuwe grammatica 

Beluister het uitleg filmpje op de volgende pagina. Maak aantekeningen in je schrift, we zullen het nog klassikaal gaan bespreken.

Leerdoel: 
"Ik weet hoe je muy en mucho moet gebruiken". 

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

muy
mucho
erg / heel
veel
bij een werkwoord verandert
 mucho niet:
mucho
bij een zelfstandig naamwoord verandert mucho wel:
mucho/mucha/muchos/muchas
Yo estudio mucho el español
Tengo muchos libros.
La iglesia es muy antigua.
De kerk is erg oud.
La casa es muy pequeña.
Het huis is heel klein.

Slide 37 - Slide

VOORBEELD:
¿Muy, mucho, mucha, muchos, muchas?
Por ejemplo: En mi ciudad hay _________ iglesias.

Stap 1: Vertaal de zin naar het Nederlands. (In mijn stad zijn er veel kerken)
Stap 2: Bij erg/heel gebruik je: muy. Bij veel gebruik je: mucho. (veel = mucho)
Stap 3: Waar zegt erg, heel of veel iets over? (veel zegt iets over iglesias)
Stap 4: Is het een zelfstandig naamwoord? Pas dan het woord aan.  Zegt het iets over een werkwoord dan kan het gelijk blijven. 
(veel zegt iets over iglesias = vrouwelijk meervoud = muchas)




Slide 38 - Slide

¿Muy, mucho, mucha, muchos, muchas?

1. La gente come ____________ . 
2. Helmond es una ciudad ____________ bonita. 
3. En mi barrio hay ____________ supermercados.
4. El museo es _____________ interesante. 

1. mucho (veel=werkwoord)
2. muy (erg/heel)
3. muchos (veel/zelfstandig naamwoord meervoud)
4. muy (erg/heel)

Slide 39 - Slide

¿Dónde está la rata?

Slide 40 - Slide

¿Dónde está la rata?
  1. La rata está debajo de la caja.
  2. La rata está encima de la caja
  3. La rata está dentro de/en la caja.
  4. La rata está encima de/en la caja.
  5. La rata está delante de la caja.
  6. La rata está detrás de la caja.
  7. La rata está al lado de/a la izquierda de la caja.

Slide 41 - Slide

¿Dónde está el elefante?
A
a la izquierda de la silla
B
debajo de la silla
C
al lado de la silla

Slide 42 - Quiz

¿Donde está la manzana?
A
en la caja
B
entre las cajas
C
entre la caja
D
en las cajas

Slide 43 - Quiz

¿Dónde está la pelota?
A
debajo de la mesa
B
encima de la mesa
C
debajo la mesa
D
encima la mesa

Slide 44 - Quiz

¿Dónde está el perro?
A
a la derecha del grifo
B
delante del grifo
C
enfrente del grifo
D
a la izquierda del grifo

Slide 45 - Quiz

¿Dónde está el oso?
A
al lado de los libros
B
encima de los libros
C
debajo de los libros
D
enfrente de los libros

Slide 46 - Quiz

¿Dónde está Paco?
A
lejos de Carmen
B
entre Carmen
C
a la derecha de Carmen
D
enfrente de Carmen

Slide 47 - Quiz

¿Dónde está el perro
A
a la derecha del grifo
B
encima del grifo
C
debajo del grifo
D
la izquierda del grifo

Slide 48 - Quiz

Los deberes
El miércoles, 1 de junio, segunda hora


Leren: 
woordenschat 3.1 
herhalen van de werkwoorden coger, seguir, jugar en conocer.
Verbuga Spaans 

Slide 49 - Slide

HERHALEN
Coger = nemen of pakken
Seguir = volgen of doorgaan
Jugar = spelen
Conocer = kennen of leren kennen



klinkerwisseling
e > i
u > ue

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Oefenen voor het SO

  • Hay, ser en estar > leer uitleg via de module 
  • De werkwoorden ir, coger, seguir, jugar en conocer. > KLIK HIER
  • Het gebruik van de voorzetsels a / de / en > leer uitleg in je module
  • Bijwoorden van hoeveelheid > leer uitleg in je module
  • Woordenschat > oefen via quizlet
het SO is op woensdag 22 juni

Slide 52 - Slide