14022025_Via Vervolg 1F Deel B thema 4 H7 Samenwerken en overleggen

Nederlands
Thema 4 H7 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsBeroepsopleiding

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands
Thema 4 H7 

Slide 1 - Slide

Samen nalopen 
Terugblik vorige week
Spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen
Opdrachten 1 t/m 5 
blz. 95-107
Maken opdrachten blz. 1 t/m 7

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Spreekwoorden

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
  • Ken je de betekenis van enkele spreekwoorden en gezegden
  • Weet je het verschil tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik

Slide 5 - Slide

Wat zijn spreekwoorden en gezegden?

  • Een spreekwoord of gezegde is een korte, krachtige  uitspraak die een waarheid of wijsheid bevat.
  • Ze hebben vaak een figuurlijke betekenis. 

Slide 6 - Slide

Welke spreekwoord wordt hier uitgebeeld? Wat betekent dit spreekwoord?

Slide 7 - Slide

Wat betekent: 
'De hond in de pot vinden?'

A   De hond is in de pot gaan zitten.
B    De hond heeft al het eten   
       opgegeten. 
C.  Je hond kwijt zijn.
D.  Je bent te laat voor het eten en
      alles is op.


Slide 8 - Slide

Los de rebus op!

Slide 9 - Slide

Wat betekent 'Met het verkeerde been uit bed stappen?'
A. Uit bed vallen.
B. Met een slecht humeur de
     dag starten. 
C. Aan de verkeerde kant van
     het bed uitstappen. 
D. Slaapwandelen.

Slide 10 - Slide

Wat betekent 'Het is weer koek en ei tussen hen'?
A   Ze hebben ruzie.
B   Ze zijn verliefd.
C   De ruzie is voorbij, ze zijn
      weer vrienden.
D   Ze gaan samen koken.

Slide 11 - Slide

Ken je nu meer spreekwoorden dan dat je voor de les kende?
Ja!
Nee.....

Slide 12 - Poll

Spreekwoordenposter
Op de kleurplaat staan verschillende spreekwoorden of gezegden. Zoek ze op en gebruik hier als hulp ook internet bij.
Schrijf ze op een blaadje of in een word document.

We bespreken na 15 minuten klassikaal wat we 
hebben gevonden


timer
15:00

Slide 13 - Slide

Wat ging goed?

Slide 14 - Mind map

Wat kan een volgende keer beter?

Slide 15 - Mind map

Programma
Terugblik vorige week
Doel van de les
Stukje theorie
Opdracht
Evaluatie

Slide 16 - Slide

Terugblik
Songteksten
Rijm - binnenrijm

Hoofd- en bijzaken
Steekwoorden
Samenvatten

Slide 17 - Slide

Solliciteren

Slide 18 - Slide

Solliciteren

Slide 19 - Slide

Luisteren

Slide 20 - Slide

Samenwerken en overleggen
Tijdens je werk en stage krijg je te maken met samenwerken en overleggen. 

Slide 21 - Slide

samenwerken
Samenwerken betekent dat je met een of meer personen aan hetzelfde werkt. Als je samenwerkt, voer je niet perse allemaal dezelfde taak uit. 

Slide 22 - Slide

overleggen
Overleggen betekent dat je met elkaar bespreekt wat er moet gebeuren. Tijdens het overleg kun je:
- taken verdelen
- afspraken maken
- vragen stellen
- problemen bespreken

Slide 23 - Slide

werkoverleg
Werkoverleg is een overleg met deze kenmerken:
- het vindt plaats tussen leidinggevende en medewerkers
- het vindt regelmatig plaats
- de onderwerpen zijn vooraf bekend
- er is een voorzitter, meestal de leidinggevende
- er wordt besproken hoe de werkzaamheden verlopen
- taken worden verdeeld

Slide 24 - Slide

werkoverleg
Het is belangrijk dat je actief deelneemt aan het werkoverleg. Stel vragen als dingen onduidelijk zijn, vertel hoe het met je werkzaamheden gaat en bespreek problemen. Soms moet je ook je mening geven

Slide 25 - Slide

problemen
Tijdens het samenwerken kun je tegen problemen aanlopen. Bijv.: 
- taak is onduidelijk
- het klikt niet met de persoon waarmee je samenwerkt
- er doet zich een onverwachte situatie voor
- je hebt te weinig tijd om de taak uit te voeren

Slide 26 - Slide

problemen
Als er zich tijdens het samenwerken problemen voordoen, is het belangrijk dat je die problemen bespreekt. Bespreek de problemen eerst met de persoon zelf. Vraag een collega of een leidinggevende om hulp, als je er samen niet uitkomt. Blijf nooit rondlopen met vragen en problemen. 

Slide 27 - Slide

Zelftest
Maak nu ook de zelftest
opdracht 1 t/m 7
blz. 108-112
Evaluatie
Wat hebben wij vandaag geleerd?
Wat kunnen wij hiermee?
Wat was mijn inbreng?
Op welk niveau heb ik gewerkt?
Volgende week: toets thema 4 en starten met thema 5 hoofdstuk 1, belangrijke woorden.

Slide 28 - Slide