Placenta Orgaan waar bloed van de moeder vlak langs het bloed van het kind stroomt, zodat stoffen (voedsel, zuurstof, afvalstoffen,..) uitgewisseld kunnen worden
= gemaakt door moeder en kind
Navelstreng daarmee zit de baby vast aan de placenta. In de navelstreng lopen bloedvaten van de baby.
= gemaakt door kind
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Navelstreng + placenta
Placenta Orgaan waar bloed van de moeder vlak langs het bloed van het kind stroomt, zodat stoffen (voedsel, zuurstof, afvalstoffen,..) uitgewisseld kunnen worden
= gemaakt door moeder en kind
Navelstreng daarmee zit de baby vast aan de placenta. In de navelstreng lopen bloedvaten van de baby.
= gemaakt door kind
Slide 1 - Slide
Navelstreng + placenta
Navelstreng daarmee zit de baby vast aan de placenta. In de navelstreng lopen bloedvaten van de baby.
= gemaakt door kind
Navelstrengslagaders: bloed stroomt van het embryo naar de placenta (en vervoert afvalstoffen)
Navelstrengader: bloed stroomt van de placenta naar het embryo (en vervoert voedingsstoffen)
Slide 2 - Slide
Geboorte
Drie fases van de geboorte
Fase 1 Ontsluiting: door weeën gaat de baarmoedermond open
Fase 2 Uitdrijving: door persweeën komt het kind naar buiten
Fase 3 Nageboorte: restanten vruchtvliezen, navelstreng en placenta (van kind) wordt geboren
Slide 3 - Slide
Geboorte
Wanneer keizersnede? Bijvoorbeeld
- Als er maar geen ontsluiting komt. De baarmoederhals moet wel 10cm open staan.
- Als het kind in stuitligging ligt. Het kind moet met het hoofd eerst naar buiten.
Slide 4 - Slide
Tweelingen
Een eiig
- Een eicel bevrucht door een zaadcel. Tijdens de eerste delingen splitst het klompje cellen zich per ongeluk in tween.
- kinderen identiek
Twee eiig
- twee eicellen (per ongeluk tegelijk vrijgekomen) worden bevrucht door elk een andere zaadcel.
- kinderen niet identiek want ze komen van verschillende eicel + zaadcel
Slide 5 - Slide
Waar staan de fases van geboorte in de juiste volgorde?
A
nageboorte - ontsluiting - uitdrijving
B
uitdrijving - ontsluiting - nageboorte
C
ontsluiting - nageboorte - uitdrijving
D
ontsluiting - uitdrijving - nageboorte
Slide 6 - Quiz
Waar dienen de vruchtvliezen + vruchtwater voor?
Slide 7 - Open question
Opdracht 27a, basisstof 7
1. Wanneer komt de volgende menstruatie?
2. Wanneer vindt de volgende ovulatie plaats?
3. Wanneer vindt een mogelijke innesteling plaats?