This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)
wann?(=wanneer)
tip: is er al (3 woorden = 3e nv)
Er steht vor d... Tür(v).
waar? "voor de deur" dus 3. Fall
Er steht vor der Tür.
je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)
tip:denk aan een doelgerichte beweging
'moet er nog komen' = 4 woorden = 4e nv
Er springt in d... Wasser (o).
waarheen? "in het water" dus 4.Fall
Er springt in das Wasser.