Lezen H5 - tekstdoelen

Vandaag...

- Lezen hoofdstuk 5

Tekstdoelen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Vandaag...

- Lezen hoofdstuk 5

Tekstdoelen

Slide 1 - Slide

Leerdoel

- Ik kan het doel van een tekst herkennen

Slide 2 - Slide

Wat heb je dit weekend gelezen?
Denk verder dan een boek of krant.

Slide 3 - Mind map

Waarom heb je dat gelezen?
Wat was jouw doel om het te lezen?

Slide 4 - Mind map

Waarom tekstdoel?

De schrijver van een tekst wil bij de lezer iets bereiken.


De tekst die geschreven wordt, heeft een doel.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Tekstdoel
De schrijver wil..
Voorbeeld tekstsoort
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
dat je iets te weten komt
je overhalen om iets te doen
dat je zijn mening overneemt
je vermaken
krantenbericht, verslag sportwedstrijd, gebruiksaanwijzing, tweet, folder, studieboek, instructie
reclametekst, uitnodiging, advertentie, affiche, flyer
recensies(boek/film), betoog, column, ingezonden brief
verhaal, leesboek, strip, mop, column

Slide 7 - Slide

Tekstdoelen en tekstsoorten
Even checken.....

Slide 8 - Slide

tekstdoel?

Slide 9 - Slide

Wat is het doel van deze afbeelding?
A
activeren
B
amuseren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Wat wil de spreker bereiken met dit stukje?
A
activeren
B
amuseren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Wat is het doel van deze afbeelding?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Wat is het doel van dit aanplakbiljet?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Wat is het doel van deze krantenartikelen?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Wat is het belangrijkste doel van dit artikel?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 22 - Quiz

Elke tekst heeft een tekstdoel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide