This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Les Nederlands
3 maart 2021
Slide 1 - Slide
DOEL
- je weet (nog) wat signaalwoorden zijn
- je weet (nog) wat een feit is
- je weet (nog) wat een mening (standpunt) is
- je weet (nog) wat een argument (reden) is
- je weet wat een conclusie is
meningen, argumenten en conclusies d.m.v. signaalwoorden in een tekst herkennen
Slide 2 - Slide
https:
Slide 3 - Link
Wat zijn signaalwoorden?
A
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
B
Ze geven aan wat voor soort tekst het is.
C
Ze geven aan met welk verband je te maken hebt.
D
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.
Slide 4 - Quiz
Wat is een feit?
A
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Controleerbaar.
B
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is.
Niet controleerbaar.
Slide 5 - Quiz
Wat is een mening (standpunt)?
A
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar.
Je bent het ermee eens.
B
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar.
Je bent het ermee oneens.
C
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar.
Je kunt er eens of oneens mee zijn.
D
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar.
Je kunt er niets van zeggen.
Slide 6 - Quiz
Wat is een argument (reden)?
A
Een uitleg waarmee je een feit verdedigt.
B
Een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
C
Een uitleg waarmee je een reden verdedigt.
D
Iets wat je moet controleren.
Slide 7 - Quiz
Lees (en beluister) de tekst.
Slide 8 - Slide
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
geldverspilling
B
energieverspilling
C
het weggooien van eten
D
de Weggooitest
Slide 9 - Quiz
Je moet geen voedsel weggooien, want dat kost ___ en ____.
A
geld en vervoer
B
geld en energie
C
geld en spaarzaamheid
D
afval en energie
Slide 10 - Quiz
Leg in eigen woorden uit waarom voedselverspilling energieverspilling is.
Slide 11 - Open question
Wat is het doel van alinea 1 en 2?
A
informeren
B
adviseren
C
overhalen
D
overtuigen
Slide 12 - Quiz
Wat is het doel van alinea 3?
A
informeren
B
adviseren
C
overhalen
D
overtuigen
Slide 13 - Quiz
Mening
Een mening herken je soms aan woorden, zoals: ik vind, volgens mij, naar mijn mening, ik denk. Bijvoorbeeld:
– Ik vind afval scheiden belangrijk.
Slide 14 - Slide
Argument
Een argument herken je aan signaalwoorden zoals: want, omdat, namelijk, immers.
Bijvoorbeeld:
– Ik vind afval scheiden belangrijk (mening), want dan kunnen de grondstoffen hergebruikt worden (argument)
Slide 15 - Slide
Conclusie
Je herkent een conclusie aan signaalwoorden zoals: dus, concluderend, dat betekent.
Bijvoorbeeld:
– Als je je afval scheidt, is dat dus goed voor het milieu, omdat je dan zuinig bent met grondstoffen en energie. Daarom vind ik dat iedereen zijn afval zou moeten scheiden.
Slide 16 - Slide
Startopdracht en opdracht 1
We maken gezamenlijk de startopdracht en opdracht 1
Slide 17 - Slide
Huiswerk deze week
Je moet aan het eind van deze week afhebben;
1.Lezen H5
Denk aan je boekrecensie die je 24 maart ingeleverd moet hebben. Vergeet niet (voordat je met het lezen van je boek begint) te vragen of je boek goedgekeurd wordt!!!