Laagland cursus 12 les 3

Laagland cursus 12
twintigste eeuw van 1900 tot 1940, les 3
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quiz, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Laagland cursus 12
twintigste eeuw van 1900 tot 1940, les 3

Slide 1 - Slide

Programma
  • antwoorden controlevragen
  • bespreken opdracht 2
  • culturele achtergrond 1900-1940
  • aan de slag

Slide 2 - Slide

Antwoorden controlevragen -1-
5) Wat houdt de theorie van Freud in? menselijk gedrag wordt bepaald door het onbewuste (verlangens, driften, obsessies enz.)
6) Wat wordt bedoeld met oedipuscomplex? jongens zien vaderfiguur als concurrent en tegenstander terwijl de moederfiguur geïdealiseerd en vereerd wordt
7) Wat wordt verstaan onder de term neopositivisme? filosofie moet net als de natuurwetenschap exacte uitspraken doen over de zintuiglijk ervaarbare werkelijkheid met inzichten uit de logica en fysica omdat taal niet in staat is exacte en ondubbelzinnige uitspraken te doen

Slide 3 - Slide

Antwoorden controlevragen -2-
8) Wat is historische avant-garde en vanuit welke gedachte ontstond avant-garde? verzamelterm voor moderne kunst van verschillende bewegingen uit de periode 1900-1940, ontstaan uit de gedachte dat nieuwe kunst de uiting was van een nieuwe mens en zijn wereld
9) Hoe veranderde de kunst? naar vormen van abstractie en inhoudelijk (geen weergave van historisch, mythologisch of moreel verantwoord verhaal)
10) Noem twee geliefde technieken van veel avant-gardebewegingen. montage en collage

Slide 4 - Slide

Antwoorden opdracht 2 -1-
a zie p 164 van je theorieboek: (1) Ontbrekende leestekens; (2) ontbrekende ik-figuur; (3) onvolledige zinnen; (4) kernwoorden (bijvoorbeeld zon, avond, kalmte); (5) beeldspraak (bijvoorbeeld ommuurde verten, sluimerend slagschip, wakend hert); (6) isoleren van woorden/woordgroepen (avond, kalmte, wakend hert).
b In het gedicht ontbreekt iedere directe verwijzing naar de maker, de tekst is vooral een taalbouwsel.

Slide 5 - Slide

Antwoorden opdracht 2 -2-
c Probeer samenhang in het gedicht te zoeken: wat is het verband tussen “Rügen” en “sluimerend slagschip”? Bekijk de ligging van Stralsund en Rügen op een kaart. Let op het tijdverloop dat je uit het gedicht af kunt leiden. Waar gaat “Stralsund” dan over? Baseer je antwoord op samenhang die jij in de tekst vindt.
d Mogelijke overeenkomsten zijn de nadruk op en zelfstandigheid van het materiaal (respectievelijk kleur en lijn en taal), het loslaten van een realistisch weergegeven werkelijkheid en het streven naar ontindividualisering: geen directe verwijzingen naar de maker.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Aan de slag
  • opdracht 3: Martinus Nijhoff, Het klimop
Luister naar het voorgelezen gedicht op de volgende dia en schrijf op welke woorden je niet weet of wat je niet begrijpt. Bestudeer p. 164 uit je informatieboek (Martinus Nijhoff) voordat je de vragen bij de opdracht beantwoordt.


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Wat was er onduidelijk?

Slide 13 - Mind map

Aan de slag
  • opdracht 3: Martinus Nijhoff, Het klimop
  • controlevragen 11 t/m 20


Slide 14 - Slide