Engels thema 5

1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

  1. attention
  2. arrives
  3. repeat
  4. answer
  5. right now
  6. call back
  7. message
  8. after
  9. office
  10. almost
  11. text message 
aandacht
komt aan
herhaal
beantwoorden/antwoord
nu, op dit moment
bel terug
bericht
na
kantoor
bijna
sms

Slide 4 - Slide

wat is het Engelse woord voor portemonnee?
A
Pay
B
Wallet
C
Porto
D
Money

Slide 5 - Quiz

Hoe zeg je in het Engels ten tweede?
A
First
B
second
C
secondly
D
third

Slide 6 - Quiz

Wat betekent personal details?
A
details
B
persoonlijkheid
C
persoonlijke gegevens

Slide 7 - Quiz

Wat betekent debit card?
A
credit card
B
pinpas
C
pas voor de fitness

Slide 8 - Quiz

waar staat de afkorting a.s.a.p. voor
A
all sels are payed
B
as soon as possible

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

present simple
De Present Simple is de Engelse term voor de tegenwoordige tijd. Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten of regelmatigheden.

Slide 11 - Slide

Aanwijzingen voor present simple
Always
Often 
Sometimes 
Never

Slide 12 - Slide

present continuous
Present staat voor tegenwoordige tijd, het gebeurt dus nu. 
Continuous houdt in dat het een duurvorm is, dit betekent dat het voor een langere periode duurt of kan duren.
Een vorm van de Present Continuous is dus nu, op dit moment, aan het gebeuren. Kijk maar eens naar het voorbeeld van de ‘tegenwoordige duurvorm’ van het werkwoord ‘to walk’:
  • I am walking
  • You are walking
  • He is walking

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

wat betekent:
My family wants to meet you
A
Mijn familie wil je ontmoeten
B
Mijn familie hoopt dat je snel komt
C
Mijn familie wil vlees

Slide 15 - Quiz

Wat betekent:
I am very tired
A
Ik heb een rode das
B
ik ben erg moe
C
ik ben een boot

Slide 16 - Quiz

looks like
Might
lost and found
zou kunnen
gevonden voor
werpen
eruit ziet

Slide 17 - Drag question

wat betekent:
Pay
A
fout bij basketbal
B
betalen
C
bestelling

Slide 18 - Quiz

wat betekent:
Dangerous
A
spannend
B
oneerlijk
C
gevaarlijk

Slide 19 - Quiz

Wat betekent:
remember
A
wees veilig
B
onthouden
C
lid worden

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

maak de zin vragend:
we are happy

Slide 22 - Open question

Maak de zin vragend:
i am tired

Slide 23 - Open question

1a. The train .......... at 8.15.
A
arrives
B
should

Slide 24 - Quiz

1b.They are walking to school
.................
A
after
B
right now

Slide 25 - Quiz

1c. Someone left a nice ...........
for you.
A
message
B
question

Slide 26 - Quiz

1d. Oh no! They stole my .....
A
money
B
office

Slide 27 - Quiz

3a. Je portomonnee is gestolen. Je belt in paniek een vriend. Wat zeg je?
A
I don't know what to do.
B
May I have your attention, please?
C
I repeat.

Slide 28 - Quiz

3b. Je wilt dat iemand even wacht. Wat zeg je?
A
One moment, please.
B
You're welcome!
C
We are waiting for you.

Slide 29 - Quiz

3c. Je bent uit eten. Je krijgt iets wat je niet hebt besteld. Wat zeg je?
A
How may I help you?
B
Something went wrong.
C
You're welcome.

Slide 30 - Quiz