Proefwerk De Tweede Wereldoorlog (mavo/havo)

De Tweede Wereldoorlog
Proefwerk
Deel 1
1 / 66
next
Slide 1: Slide
GeschiedenistestMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 2,3

This lesson contains 66 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

De Tweede Wereldoorlog
Proefwerk
Deel 1

Slide 1 - Slide


Een stelling: De Duitse aanval op de Sovjet-Unie leidde tot de ondergang van Hitlers rijk.
➤ Leg deze stelling uit waarbij je de begrippen oorzaak en gevolg gebruikt. Je antwoord bestaat uit minimaal 25 woorden.




Slide 2 - Open question


In het onderschrift bij deze foto ontbreken twee woorden. Welke? 

➤ Krijgsgevangenen van het [...1...] leger marcheren door de straten van de Russische stad [... 2...] nadat ze daar in 1943 zijn verslagen door de soldaten van de Sovjet-Unie. 




Slide 3 - Open question


Onder de tekening staat: ‘Hier, kleintjes, hier heb je een lekker snoepje. Maar dan moeten jullie wel met mij meegaan...’
De man op de tekening stelt een jood voor. 

➤Leg uit wat de tekenaar met zijn tekening wil zeggen.
➤Leg vervolgens uit waarom deze tekening antisemtisch is.




Slide 4 - Open question


Op de afbeelding zie je de Duitse stad Keulen, in 1945. Keulen werd 262 keer gebombardeerd door Engelse en Amerikaanse vliegtuigen. 

➤Leg uit waarom de Engelsen en de Amerikanen dat deden: mensen als de vrouw op de foto hadden hen toch niets misdaan? Geef twee verklaringen.





Slide 5 - Open question


De Duitsers hebben de Engelse stad Coventry verwoest. De Engelse minister-president loopt door de ruïnes.

➤Reageer op de stelling: Coventry is de enige Engelse stad waar de Duitsers grote verwoestingen hebben aangericht.

Slide 6 - Open question


Lees de bron.

➤Leg uit welke ‘prijs’ de Franse president Hollande bedoelt in de eerste zin.


Slide 7 - Open question


➤Geef van elk artikel in één zin aan wat het onderwerp is. (Let op: maak je geen zorgen als je niet alle tekst kunt lezen. Dat is voor het beantwoorden van de vraag niet erg.)
Doe het zo:
Artikel 1:
Artikel 2:
Artikel 3:




Artikel 1
Artikel 2
Artikel 3

Slide 8 - Open question


➤ In de tekst ontbreken twee gegevens. Welke? 






Slide 9 - Open question


De Duitsers hebben zes miljoen joden vermoord. 
➤Deze massamoord wordt de [...] genoemd.





Slide 10 - Open question


➤Kies een van de onderwerpen hieronder en schrijf er een krantenartikel over van ongeveer tachtig
woorden. Je moet zo volledig mogelijk zijn, want je wilt je lezers goed voorlichten. Bedenk wel dat je alleen de informatie uit de tijd zelf hebt (gevolgen van een gebeurtenis, zoals je die bijvoorbeeld in je geschiedenisboek vindt, weet je pas later).
- The Battle of Britain
- De Slag om Stalingrad
- D-day

Slide 11 - Open question

De Duitsers maakten veel discriminerende regels tegen de joden. Zet de volgende regels in de juiste tijdsvolgorde. Begin met de regel die als eerste werd ingevoerd.
Alle joden moeten een gele ster op hun kleding dragen.
Joodse ambtenaren en leraren worden ontslagen.
Steeds meer joden worden opgepakt en naar concentratiekampen gebracht.
Veel openbare plaatsen zijn voortaan verboden voor joden.

Slide 12 - Drag question

Sleep de gebeurtenissen in de juiste volgorde van tijd. Begin met de gebeurtenis die het langst geleden is.

Duitsland valt Polen aan.
Japan valt Pearl Harbor aan.
Duitsland valt Nederland aan.
D-day.
Atoombommen op twee Japanse steden.

Slide 13 - Drag question

➤Combineer de onderstaande zinnen met het juiste land, door ze naar de vlaggen op de kaart te slepen.






Land dat werd veroverd tijdens de Blitzkrieg van mei 1940.
Dit land is nooit door de Duitsers veroverd. Dat kwam onder andere doordat de piloten van dit land zo dapper vochten.
De aanval op dit land werd door Duitsland Operatie Barbarossa genoemd.
Hier vielen de geallieerden op 6 juni 1944 aan.

Slide 14 - Drag question

Boven de tijdbalk staan verschillende data uit het jaar 1940. 
➤Sleep bij de volgende gebeurtenissen naar de juiste dag.






Nederland geeft zich over.
Rotterdam wordt gebombardeerd.
Duitsland valt Nederland aan.

Slide 15 - Drag question

Sleep de namen van de leiders en de vlaggen van landen waar ze vandaan komen naar de juiste persoon in de foto.
Churchill
Stalin
Roosevelt

Slide 16 - Drag question


➤Nederland was tijdens de Tweede Wereldoorlog:




A
Niet neutraal
B
Neutraal

Slide 17 - Quiz


➤Wanneer begon de Tweede Wereldoorlog?




A
1939
B
1940
C
1945
D
1914

Slide 18 - Quiz


➤Wat of wie herdenken wij op 4 mei??




A
Alle oorlogsslachtoffers an de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien
B
Het begin van de Tweede Wereldoorlog
C
Het einde van de Tweede Wereldoorlog
D
De Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien

Slide 19 - Quiz


➤Met de inval in welk land begon de Tweede Wereldoorlog?




A
Nederland
B
Polen
C
België
D
Rusland

Slide 20 - Quiz


➤Aanleiding Tweede Wereldoorlog in Europa.




A
Anschluss
B
Bezetting Sudetenland
C
Aanval op Tsjechië
D
Aanval op Polen

Slide 21 - Quiz


➤Een bron van een Amerikaanse soldaat over de Tweede Wereldoorlog is:




A
Betrouwbaar
B
Niet betrouwbaar

Slide 22 - Quiz


➤De Tweede Wereldoorlog duurde van:




A
1940 - 1945
B
1939 - 1944
C
1914 - 1918
D
1939 - 1945

Slide 23 - Quiz


➤Wie was de leider van Engeland tijdens de Tweede Wereldoorlog?




A
Churchill
B
Mussolini
C
Roosevelt
D
Stalin

Slide 24 - Quiz


➤Welke Nederlandse stad werd in het begin van de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd?




A
Amsterdam
B
Den Haag
C
Rotterdam
D
Utrecht

Slide 25 - Quiz


➤Met welk land sloot Hitler voor de Tweede Wereldoorlog een niet-aanvalspact?




A
Frankrijk
B
Groot-Brittannië
C
Sovjet-Unie
D
Tsjechoslowakije

Slide 26 - Quiz


➤De Tweede Wereldoorlog in Nederland begon op:




A
5 mei 1940
B
8 mei 1940
C
10 mei 1940
D
15 mei 1940

Slide 27 - Quiz


➤De Tweede Wereldoorlog eindigde in Nederland op:




A
10 mei 1944
B
10 mei 1945
C
5 mei 1945
D
4 mei 1945

Slide 28 - Quiz


➤Welk land stond in de Tweede Wereldoorlog aan de kant van Duitsland?




A
Hongarije
B
Rusland
C
Japan
D
China

Slide 29 - Quiz


➤Door welke gebeurtenis eindigde de Tweede Wereldoorlog?




A
De atoombom op Nagasaki
B
De val van Berlijn
C
D-Day
D
Operatie Market-Garden

Slide 30 - Quiz


➤Wanneer gingen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten meedoen met de Tweede Wereldoorlog?




A
1939
B
1940
C
1941
D
1942

Slide 31 - Quiz


➤Bij welke gebeurtenis hoort de afbeelding?




A
Bombardement op Amsterdam
B
Bombardementen in Engeland
C
Overgave van Nederland
D
Het begin van de tweede wereldoorlog

Slide 32 - Quiz


➤De poster gaat over Pearl Harbor. 
Wat is daar gebeurd?




A
Amerikaanse soldaten veroverden dit Japanse eiland.
B
Amerikaanse soldaten vielen een marinebasis in Japan aan. 2400 Japanse soldaten kwamen om.
C
Japan viel een Amerikaanse marinebasis aan. 2400 Amerikaanse soldaten kwamen om.

Slide 33 - Quiz


➤Wat maakt de Sovjet-Unie tot een bondgenoot in de Tweede Wereldoorlog?




A
Operatie Barbarossa
B
De Russische Revolutie
C
De aanval op Pearl Harbor
D
Het niet-aanvalsverdrag van 1939

Slide 34 - Quiz


➤Welke 2 landen tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn bekend door hun wrede acties?




A
Italië & Zwitserland
B
Frankrijk & België
C
Japan & Nazi-Duitsland
D
VS & Engeland

Slide 35 - Quiz


De Duitse inval in Polen (oorzaak) was het begin van de Tweede Wereldoorlog (gevolg).

➤Wat voor soort gevolg is de Tweede Wereldoorlog in dit geval?




A
Bedoeld gevolg op lange termijn.
B
Bedoeld gevolg op korte termijn.
C
Onbedoeld gevolg op lange termijn.
D
Onbedoeld gevolg op korte termijn.

Slide 36 - Quiz


‘Joden zijn Untermenschen.’

➤Is dit een vorm van antisemitisme?




A
Ja
B
Nee

Slide 37 - Quiz


‘Natuurlijk zijn niet alle joden vriendelijk, maar de meeste joden zijn vriendelijke mensen.’

➤Is dit een vorm van antisemitisme?




A
Ja
B
Nee

Slide 38 - Quiz


‘Joden proberen altijd mensen op te lichten. Je moet ze niet vertrouwen.’

➤Is dit een vorm van antisemitisme?




A
Ja
B
Nee

Slide 39 - Quiz


‘Een joods mens is net zo veel waard als een ander mens.’

➤Is dit een vorm van antisemitisme?




A
Ja
B
Nee

Slide 40 - Quiz


Uitspraak: Tijdens de Tweede Wereldoorlog deed Japan in Azië ongeveer hetzelfde als wat Duitsland in Europa deed.

➤Wat wordt er met deze uitspraak bedoeld? Kies het juiste antwoord.






A
In Europa werden de joden door de Duitsers vermoord. In Azië werden de joden door de Japanners vermoord.
B
In Europa bombardeerden de Duitsers tientallen steden. In Azië bombardeerden de Japanners tientallen steden.
C
In Europa vochten de Duitsers tegen de Japanners. In Azië vochten de Japanners tegen de Duitsers.
D
In Europa veroverden de Duitsers grote gebieden. In Azië veroverden de Japanners grote gebieden.

Slide 41 - Quiz


In 2010 werden deze lichtjes aangebracht. Alle lichtjes samen vormen een herinnering aan een historische gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog. 

➤ In welke stad werd dit gedaan?




A
Amsterdam
B
Utrecht
C
Den Haag
D
Rotterdam

Slide 42 - Quiz


Dit is een luchtfoto van het grootste Duitse vernietigingskamp, Auschwitz, gelegen in Polen.
De kleine rechthoekjes die je op de foto ziet, zijn de barakken waarin de gevangenen woonden. Dat waren grote, houten gebouwen die vol stonden met lange rijen stapelbedden.

➤Stel dat in één barak tweehonderd mensen woonden. 
Hoeveel mensen zaten er dan ongeveer in dit kamp?

A
6000 (ongeveer zo veel als in een flink Nederlands dorp)
B
60.000 (ongeveer zo veel als in een middelgrote Nederlandse stad als Assen, Bergen op Zoom of Den Helder)
C
600.000 (ongeveer zo veel als in een grote stad als Rotterdam of Amsterdam)
D
6.000.000

Slide 43 - Quiz


Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen en de Sovjetunie.

➤In welke volgorde werden deze landen door Duitsland aangevallen?




A
Frankrijk – Polen – Sovjetunie
B
Frankrijk – Sovjetunie – Polen
C
Polen – Frankrijk – Sovjetunie
D
Polen – Sovjetunie – Frankrijk

Slide 44 - Quiz


Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen en de Sovjetunie.

Welke titel hoort bij de kaart van Europa?




A
bondgenoten van Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog
B
Duitsland, bondgenoten en door Duitsland bezette gebieden
C
landen die deelnemen aan de Tweede Wereldoorlog
D
lidstaten van de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog

Slide 45 - Quiz


Veel gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog zijn verfilmd. Op de foto zie je een beeld uit een film. 

➤Over welke gebeurtenis gaat deze film? Kies het juiste antwoord.





A
Operatie Barbarossa.
B
De Duitse aanval op Polen.
C
De Slag om Stalingrad.
D
D-Day

Slide 46 - Quiz


Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.

➤Welk argument hoort bij deze mening?






A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.

Slide 47 - Quiz



De kaarten laten verschillende troepenbewegingen zien tijdens de Tweede Wereldoorlog.

➤Wat is de juiste volgorde?







A
Eerst 2, dan 3, vervolgens 1 en ten slotte 4.
B
Eerst 2, dan 4, vervolgens 3 en ten slotte 1.
C
Eerst 1, dan 2, vervolgens 3 en ten slotte 4.
D
Eerst 4, dan 2, vervolgens 1 en ten slotte 3.

Slide 48 - Quiz


Hieronder staan vier beweringen over de Jodenvervolging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.
➤Welke bewering is juist?









A
Alleen Joden waren verplicht altijd een persoonsbewijs bij zich te hebben.
B
Het grootste deel van de Joden kon de oorlog overleven dankzij de mogelijkheid om onder te duiken.
C
Joden werden vervolgd omdat ze tegen de nazi's waren en niet op de NSDAP stemden.
D
Na een razzia werden Joden afgevoerd naar doorgangskamp Westerbork.

Slide 49 - Quiz

De Tweede Wereldoorlog
Proefwerk
Deel 2

Slide 50 - Slide

Bij deze kaart staat geen datum. Jij gaat zo nauwkeurig mogelijk uitzoeken welke periode bij de kaart hoort. Dat doe je in een aantal stappen.

➤Bij elke stap geef je antwoord op alle vragen.
➤Schrijf steeds alle jaartallen op.
Dus niet zo: 1942-1944
Maar zo: 1942, 1943, 1944

Onderzoeksopdracht

Slide 51 - Slide


Stap 1

Slide 52 - Slide


Geef antwoord op alle vragen.

➤ Is Nederland op de kaart bezet door Duitsland?
➤Dat betekent dat de volgende jaartallen bij het kaartje kunnen horen: …





Slide 53 - Open question


Stap 2

Slide 54 - Slide


Geef antwoord op alle vragen.

➤ Is Duitsland op de kaart begonnen met Operatie Barbarossa?
➤ Dat betekent dat het volgende jaartal niet bij het kaartje hoort: ... (Kies het jaartal uit je antwoord van stap 1.)
➤De volgende jaartallen zijn nu nog over: ...






Slide 55 - Open question


Stap 3

Slide 56 - Slide


Geef antwoord op alle vragen.

➤Hebben de geallieerden op de kaart Frankrijk aangevallen (D-day)?
➤ Dat betekent dat het volgende jaartal niet bij het kaartje hoort: ... (Kies het jaartal uit je antwoord van stap 2.)
➤De volgende jaartallen zijn nu nog over: ...







Slide 57 - Open question


Stap 4

Slide 58 - Slide


Geef antwoord op alle vragen.

➤Een keerpunt in de oorlog was de Slag om Stalingrad. Na die slag wonnen de Russen steeds meer terrein terug. Is het kaartje van na de Slag om Stalingrad?
➤Dat betekent dat het volgende jaartal niet bij het kaartje hoort: ... (Kies het jaartal uit je antwoord van stap 3.)
➤De volgende jaartallen zijn nu nog over: ...








Slide 59 - Open question


Conclusie

Slide 60 - Slide


Geef antwoord op alle vragen.

➤Het kaartje past bij de periode ... (Vul de periode van stap 4 in.)








Slide 61 - Open question

Bonus
Vijf seconden

Slide 62 - Slide

Wat is de bedoeling?
Je ziet steeds een persoon/film/plaats/gebeurtenis uitgebeeld in pictogrammen. Maar wat wordt er bedoeld? In deze slide twee voorbeelden. Daarna moet je ze zelf proberen op te lossen!
Voorbeeld 1: Ikea
(klik om te vergroten)
Voorbeeld 2: De geschiedenis van geld
(klik om te vergroten)

Slide 63 - Slide


➤Welke historische gebeurtenis zie je hier?

Slide 64 - Open question


➤Welke historische film wordt hier bedoeld?

Slide 65 - Open question


➤Welke historische persoon wordt hier bedoeld?

Slide 66 - Open question