Deze vragen zitten er sowieso in:
- Welk tussenkopje hoort bij welke alinea? (deelonderwerpen);
- Wat is het verband tussen alinea ... en ...? (tekstverbanden en signaalwoorden);
- Citeer uit alinea .. de zin die duidelijk maakt dat … (neem letterlijk over);
- Zeg in eigen woorden ... (gebruik hierbij synoniemen);
- De hoofdgedachte van een tekstgedeelte (hoofdzaken en hoofdgedachte);
- Standpunt en argumenten van een persoon (feiten, meningen, argumenten);
- Hoofdgedachte van de hele tekst (hoofdzaken en hoofdgedachte);
- Wat is het schrijfdoel en wat is de tekstsoort? (tekstdoelen en tekstsoorten).